
‘Net doen alsof’ maakt nog niet dat er een franchiseovereenkomst is
Als een franchiseovereenkomst komt te eindigen dan beëindigen in beginsel voor de franchisegever en franchisenemer ook de contractuele verplichtingen over en weer. Maar wat nu als partijen na het eindigen van de franchiseovereenkomst ‘net doen alsof’ ze nog met elkaar samenwerken?
In dat kader kan gewezen worden op een recente rechtszaak bij de rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2017:1469 – klik hier voor het vonnis). In die zaak liet de franchisegever van een dierenwinkel-formule aan haar franchisenemer weten dat de huidige (aan de franchisenemer verhuurde) winkelruimte uiteindelijk niet behouden kon blijven voor de formule. De eigenaar wilde namelijk de winkelruimte gaan herontwikkelen, zodat de franchisenemer op enig moment de winkelruimte zou moeten verlaten. De franchisegever heeft om die reden vervolgens de franchise- en onderhuurovereenkomst opgezegd tegen 1 januari 2012.
Partijen zijn na 1 januari 2012 echter nog jaren blijven handelen (tot een bepaalde hoogte) alsof er nog wel een franchiseovereenkomst zou zijn. Zo betaalde de franchisenemer kennelijk nog steeds franchise fee en werd hij door de franchisegever als een franchisenemer behandeld. Daarentegen was ook duidelijk dat de franchisenemer steeds meer een eigen koers ging varen en dat zijn dierenwinkel steeds minder leek op andere dierenwinkels van de formule. Uiteindelijk voldeed de franchisenemer nog nauwelijks aan de franchiseovereenkomst. Dit werd (min of meer) gedoogd door de franchisegever.
Op het moment dat partijen elkaar dan treffen bij een rechter wordt de onvermijdelijke vraag gesteld in hoeverre er nog sprake is van een franchiseovereenkomst. Deze was toch immers al per 1 januari 2012 komen te eindigen? De rechter merkt op dat er sprake is van een “diffuse situatie”. Wel is het de rechtbank duidelijk dat de franchisenemer na 1 januari 2012 steeds minder voldeed aan de franchiseovereenkomst, zonder dat de franchisegever daar duidelijke (juridische) consequenties aan heeft verbonden. De rechter concludeert dan ook dat de (opgezegde) franchiseovereenkomst per 1 januari 2012 is geëindigd en niet stilzwijgend is verlengd. De franchisegever kan dan ook geen nakoming vorderen van die overeenkomst.
Deze zaak maakt duidelijk dat het verstandig is dat een franchisegever duidelijke (schriftelijke) afspraken met vertrekkende franchisenemers maakt. Te meer als partijen na de formele beëindiging van de samenwerking in de praktijk nog ‘doen alsof’. Op die manier is het voor alle betrokkenen duidelijk wat hun (rechts-)positie is en blijven juridische verrassingen tot een minimum beperkt.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, m.dewijs@declercq.com
Ook interessant?

