Parkeren geldbedrag op derdengeldenrekening

Twee advocaten, mr. X en Y, hebben van 2011 tot en met 2018 samen een advocatenpraktijk en een daarbij horende gezamenlijke derdengeldenrekening.

Medio 2013 heeft mr. X een huurgarantieovereenkomst ondertekend als gevolg waarvan een bedrag van € 12.160,50 op de derdengeldenrekening werd gestort. Deze garantie hing samen met een huurovereenkomst tussen zijn toenmalige cliënte (verhuurder) en een relatie van mr. X (huurder) waarin was bepaald dat:

“(…) Op grond van artikel 6 in deze huurovereenkomst heeft [O B.V] de verplichting op zich genomen om ten behoeve van verhuurder (…) een bankgarantie ter hoogte van een totaalbedrag van € 12.160,50 te stellen bij aangaan van de huurovereenkomst, doch meer specifiek per 1 juni a.s.

Om huurder moverende redenen heeft zij evenwel eind mei 2013 aan verhuurder aangegeven de voorkeur te geven aan het stellen van een bankgarantie door middel van het beschikbaar stellen van een aan voornoemde bankgarantie gelijkwaardig bedrag van € 12.160,50 op een Stichting Derdengeldenrekening van de advocaat van verhuurder, te weten [de Stichting].

Namens voornoemde Stichting verklaart [verweerder], als bestuurslid aan de Stichting verbonden, dat de Stichting aan verhuurder (…) zal vergoeden alle schade, door hem te lijden, doordat de huurovereenkomst (…) tussentijds zal worden beëindigd (…), zulks evenwel tot een maximum bedrag van € 12.160,50 (…).”

Na het beëindigen van de advocatenpraktijk tussen mr. X en mr. Y, wil mr. Y in 2019 graag de derdengeldenrekening opheffen. Probleem is dat daarop nog de huurgarantie van ruim € 12.000,- staat. Mr. Y stelt niet te weten onder welke condities het geld daar maar blijft staan. Mr. X geeft aan dat hij al vaker aan mr. Y heeft uitgelegd/toegelicht waarop het geld betrekking heeft.

Voor mr. Y is het niet genoeg, hij wil niet langer verantwoordelijkheid nemen voor het geparkeerde bedrag op de derdengeldenrekening. Mr. Y dient hierover een klacht in tegen mr. X bij de deken. Deze klacht is vervolgens doorgeleid aan de raad van discipline.

Nog voordat de raad van discipline de zaak behandelt, vindt een bemiddelingsgesprek tussen mr. X en Y plaats onder leiding van de plaatsvervangend deken. Het bedrag op de derdengeldenrekening wordt door mr. X overgeboekt naar de betreffende verhuurder. Mr. Y trekt zijn klacht tegen mr. X in.

Helaas voor beide advocaten dient de deken vervolgens een zelfstandig dekenbezwaar in tegen mr. X én Y op grond van artikel 46f Advocatenwet.

Doel van de derdengeldenrekening

Afdeling 6.5 van de Verordening op de advocatuur (“Voda”) – derdengelden – strekt ertoe advocaten regels te geven over derdengelden en de inrichting van de derdengeldenrekening. Een advocaat die bestuurder is van een stichting derdengelden is gehouden de bepalingen van deze afdeling na te leven (artikel 6.23 lid 1 Voda) en verleent geen medewerking aan handelingen die daarmee strijdig zijn (artikel 6.23 lid 2 Voda).

Het doel van de regeling is onder meer om te voorkomen dat een derdengeldenrekening voor andere doeleinden wordt gebruikt dan waarvoor zij in het leven is geroepen, namelijk voor het beheer van derdengelden (artikel 6.22 lid 3 Voda). De strekking van de regeling is om te voorkomen dat de advocaat met die rekening betrokken raakt bij criminele handelingen en/of dat hij daarmee zal ‘bankieren’ en/of dat hij derdengelden zonder noodzaak op de bankrekening van de stichting derdengelden parkeert. Uitgangspunt is dan ook dat een advocaat derdengelden zo snel als mogelijk naar de rechthebbende overmaakt (artikel 6.19 lid 2 Voda). Misbruik van de derdengeldenrekening moet worden voorkomen.

Naar het oordeel van de raad heeft mr. X in strijd met het doel en de strekking van voornoemde bepalingen in de Voda gehandeld door medio 2013 toestemming aan zijn cliënt en diens huurder te geven om een borgsom van € 12.160,50 op de derdengeldenrekening te storten als huurgarantie. Dat toen en gedurende de zeven jaren erna bovendien sprake is geweest van enige noodzaak voor verweerder om deze gelden op de derdengeldenrekening te parkeren, is gesteld noch gebleken.

Kernwaarden financiële integriteit en onafhankelijkheid geschonden

Volgens de raad van discipline heeft mr. X verder zijn onafhankelijkheid als bedoeld in artikel 10a lid 1 sub a Advocatenwet ten opzichte van zijn cliënt in gevaar gebracht. Deze kernwaarde wordt wel gezien als de belangrijkste kernwaarde van een advocaat. Daarbij is ook de financiële integriteit geschonden (art. 10a lid 1 sub d Advocatenwet). Mr. X (en daarmee ook mr. Y) is namelijk daadwerkelijk klem komen te zitten tussen de verhuurder en huurder nu gedurende 7 jaar geen instemming is verkregen om de gelden door te storten naar een andere rekening. Deze zorgelijke situatie had volgens de raad van discipline voorkomen moeten worden.

Mr. X heeft daarbovenop geen inzicht getoond in het foutieve van zijn handelen. Hem wordt dan ook de maatregel van een berisping opgelegd vanwege het misbruik van de derdengeldenrekening.

Mr. Y kom er iets milder vanaf met de maatregel van een waarschuwing. De raad van discipline vindt het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat mr. Y de ontoelaatbare situatie jarenlang heeft toegestaan. Ook hem wordt aangerekend onvoldoende inzicht in zijn verantwoordelijkheid te hebben getoond. Dat het gunstig kan zijn om verantwoordelijkheid te nemen voor een gemaakte fout lees je in mijn eerdere blog.

 

Vragen?

Vragen over het gebruik van de derdengeldenrekening? Of een andere tuchtrechtelijke vraag? Neem contact op met Robert Sanders, advocaat Tucht- en Klachtrecht.