Breder begrip

Maar daar is niet alles mee gezegd. Medezeggenschap is veel breder. Medezeggenschap zorgt voor draagvlak voor de besluiten en, minstens zo belangrijk, zorgt voor betrokkenheid van de medewerkers bij de onderneming. Tot die medewerkers behoren ook de flexkrachten. Toch blijkt het in de praktijk lastig om flexkrachten voor de medezeggenschap te enthousiasmeren. Hoe zit het ook alweer met de medezeggenschapsrechten voor flexkrachten en hoe krijg je meer flexkrachten in de OR?

Het reglement van de OR

In het OR-reglement worden de verkiezingen en de werkwijze van de OR vastgelegd. De OR stelt zijn eigen reglement vast. Als de OR en de bestuurder het belangrijk vinden dat ook de belangen van de flexkrachten goed behartigd worden en dat er meer flexkrachten actief bij de medezeggenschap worden betrokken, dan kunnen zij daarover afspraken maken met elkaar.

Uitbreiding van de kring van de in de onderneming werkzame personen

In het reglement zijn bepalingen op genomen ten aanzien van het actief en passief kiesrecht. Uitgangspunt daarbij is dat een OR bestaat uit leden die door de in de onderneming werkzame personen rechtstreeks uit hun midden worden gekozen.

Tip     OR en bestuurder kunnen om te beginnen de groep ‘in de onderneming werkzame personen’ uitbreiden met een (bepaalde groepen) flexkrachten. Dit moet dan expliciet in het reglement van de OR worden opgenomen.

Verkorting van de termijnen voor actief en passief kiesrecht

Om te mogen stemmen (actief kiesrecht) moet iemand ten minste 6 maanden in de onderneming werkzaam zijn. Om in de OR gekozen te kunnen worden moet de werknemer ten minste 12 maanden in de onderneming werkzaam zijn geweest. Voor uitzendkrachten geldt dat ook zij medezeggenschapsrechten kunnen uitoefenen als zij ten minste 24 maanden in de onderneming werkzaam zijn. Dat betekent dat zij kiesgerechtigd zijn na 30 maanden en zich na 36 maanden ook verkiesbaar kunnen stellen.

TIP     De OR kan in zijn reglement afwijken van de wettelijke termijnen voor actief en passief kiesrecht en zo eerder actief en passief kiesrecht voor (bepaalde groepen) flexwerkers mogelijk maken.

Een kiesgroep voor flexwerkers

Als de OR er in zijn reglement voor gekozen heeft te werken met kiesgroepen, dan kan worden opgenomen dat er een specifieke kiesgroep voor (bepaalde groepen) flexwerkers is.

Een kwaliteitszetel voor flexkrachten

De OR kan daarnaast ook kiezen voor een zogenaamde “geoormerkte” of “kwaliteitszetel”. Een geoormerkte zetel moet in eerste instantie worden bezet door iemand uit de desbetreffende groep. Mocht het niet lukken iemand uit die desbetreffende groep in de OR zitting te laten nemen, dan kan in het reglement worden opgenomen dat eventueel iemand uit een andere groep kan optreden als de vertegenwoordiger van de belangen van de medewerkers uit de desbetreffende groep. Als voorwaarde daarbij geldt dan wel dat die vertegenwoordiger zich er actief voor zal moeten inspannen om voor de overlegvergadering dan wel andere belangrijke overlegmomenten input te verzamelen bij de desbetreffende medewerkers en deze in te brengen in de vergaderingen van de OR. Op die manier kan worden geborgd dat de belangen van de groep flexkrachten representatief vertegenwoordigd worden in de OR.

Tot slot kan ook gedacht worden aan het betrekken van flexkrachten in commissies. De OR kan immers bepaalde commissies, zoals een pensioen- of een WVMG-commissie of een onderdeelcommissie instellen en daarin hoeven niet alleen OR-leden te zitten.

Waar een wil is, is een weg

Demissionair minister Koolmees (SZW) heeft in oktober 2018 de Commissie Bevordering Medezeggenschap van de SER gevraagd te onderzoeken of kiesdrempels dan wel eventuele andere obstakels een belemmering vormen voor de betrokkenheid van flexkrachten bij de OR. Hij heeft vervolgens in lijn met de adviezen van de SER aangegeven de termijnen voor zowel het actief als het passief kiesrecht voor werknemers met een tijdelijk contract, gedetacheerden en payrollmedewerkers te willen inkorten naar drie maanden. Voor uitzendkrachten gaan andere termijnen gelden. Zo zouden zij bij de inlenende organisatie na 18 maanden zowel actief als passief kiesrecht krijgen. Om dit te kunnen bewerkstelligen moet de WOR worden gewijzigd. Zover is het dus nog niet.

Als de OR en de bestuurder daadwerkelijk de flexkrachten meer bij de medezeggenschap willen betrekken dan hoeft niet te worden gewacht op de wetgever, maar kunnen bestuurder en OR ook alvast samen aan de slag en afspraken maken. Zij kunnen het OR-reglement aanpassen en samen actief binnen de onderneming het belang van de betrokkenheid van flexkrachten bij de medezeggenschap uitdragen. Dit betekent dat zij er in hun communicatie voor moeten zorgen dat deze flexkrachten ook daadwerkelijk worden bereikt. Daarbij moeten zij rekening houden met cultuur- en taalverschillen, de verschillende tijdstippen waarop zij op de werkvloer bereikbaar zijn en de wijze waarop zij informatie tot zich willen nemen (op papier of juist digitaal).

Vragen?

Voor het succesvol betrekken van flexkrachten bij de medezeggenschap en voor creatieve maatwerkoplossingen denken wij graag met u mee!

Renée Huijsmans advocaat  Arbeid, Medezeggenschap & Mediation

Barbara van Dam-Keuken Paralegal Arbeid, Medezeggenschap & Mediation