Wat zegt de rechter?

Allereerst stelt het Hof dat het kunnen werken in ploegendienst en de daarmee samenhangende ploegendiensttoeslag arbeidsvoorwaarden zijn. In de arbeidsovereenkomst staat namelijk dat de werknemer in dienst is als productiemedewerker in ploegendienst. Het beroep van de werkgever op zijn instructierecht faalt. Als een werkgever de arbeidsovereenkomst ingrijpend wil wijzigen zonder instemming van de werknemer, moet de werkgever daarvoor een goede reden hebben. Dat is de eerste hobbel die moet worden genomen. Vervolgens moet de werkgever de werknemer een redelijk aanbod doen. De werknemer hoeft dit aanbod overigens niet te aanvaarden als deze belangen heeft waardoor acceptatie van het voorstel van hem niet kan worden verlangd. In dit geval struikelde de werkgever al op dit eerste obstakel. Hij heeft niet voldoende duidelijk kunnen maken waarom de oudere werknemers niet meer in ploegendienst konden werken. De werkgever heeft niet aangetoond dat er problemen in de bedrijfsvoering zijn die het noodzakelijk maken dat de oudere werknemers niet langer in de ploegendienst werkzaam konden zijn. Ook heeft de werkgever onvoldoende onderbouwd dat het ziekteverzuim van de oudere werknemers in ploegendienst in zijn bedrijf hoger is. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. De werkgever moet de werknemers onmiddellijk weer te werk stellen in de ploegendienst en ook onmiddellijk overgaan tot betaling van de ploegendiensttoeslag vanaf het moment dat deze toeslag niet meer is betaald.

Hoe had de werkgever dit wel kunnen doen?

De werkgever in deze kwestie is niet met de betreffende werknemers om de tafel gaan zitten. Dit blijkt althans niet uit de feiten die worden genoemd in de uitspraak. De werknemers worden ineens geconfronteerd met andere werktijden, en – belangrijker – met verlies van een substantieel deel van hun salaris. Het voorstel om geleidelijk te wennen aan dit lagere salaris is niet royaal geweest: nog 1 maand de volledige ploegentoeslag, in de tweede maand 2/3, in de derde maand 1/3 van de toeslag, en daarna is het salaris voorgoed 14% (!) lager. We denken dat de werkgever een betere kans tot overeenstemming had gehad, als hij beter had uitgelegd waarom het beter zou zijn reguliere diensten te draaien en een ruimere afbouwregeling had aangeboden rekening houdend met de lange  van de werknemers. Een objectieve onderbouwing over de belasting c.q. belastbaarheid van de betreffendienstverbandende oudere werknemers door een externe deskundige had kunnen bijdragen aan het aantonen van de noodzaak om de gezondheid van deze werknemers te beschermen.

Vragen?

Heeft u vragen over deze casus, neemt u dan contact op met Henriëtte van Baalen, Partner, Advocaat & Mediator.