
Het wetsvoorstel Wet Franchise in vogelvlucht
Onlangs heeft de wetgever haar wetsvoorstel voor de Wet Franchise ter consultatie voorgelegd. Op grond van deze wet wordt de franchiseovereenkomst alsnog een zogenaamde in de wet geregelde (‘benoemde’) overeenkomst en gaan er speciale wettelijke regels gelden tussen franchisegevers en franchisenemers. In deze blog zullen in vogelvlucht enkele elementen van het wetsvoorstel Wet Franchise besproken worden.
Een korte voorgeschiedenis van het wetsvoorstel
Zoals in eerdere blogs al aan de orde is gekomen, is er vanaf eind 2013 vanuit de overheid steeds meer aandacht gekomen voor franchisewetgeving (klik hier voor de betreffende blog). Omdat de wetgever op dat moment de tijd nog niet rijp achtte voor franchisewetgeving is er toentertijd eerst ingezet op een franchise gedragscode (klik hier voor de betreffende blog). Dat heeft uiteindelijk geresulteerd in de Nederlandse Franchise Code (klik hier voor de volledige code). Omdat de NFC als gedragscode echter onvoldoende draagvlak leek te krijgen in de franchise branche is er eind 2016 door de toenmalige minister van Economische Zaken aangegeven dat hij een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer zou sturen om de NFC te voorzien van een wettelijke basis. Toen echter ook deze route niet het beoogde resultaat opleverde, is eind 2018 alsnog het wetsvoorstel Wet Franchise gepresenteerd (klik hier voor het wetsvoorstel en de memorie van toelichting daarop).
Wat staat er onder meer in het wetsvoorstel?
Het uitgangspunt van het wetsvoorstel Wet Franchise is dat de franchiserelatie wettelijk wordt geregeld. Volgens de Memorie van Toelichting geldt het wetsvoorstel op alle soorten franchise, ongeacht de typering die partijen zelf aan hun samenwerking geven. Daarnaast gelden onder meer de navolgende onderwerpen:
- Dwingend recht: het is niet mogelijk voor partijen om contractueel ten nadele van de franchisenemer af te wijken van hetgeen in het wetsvoorstel is bepaald. De beoogde Wet Franchise zal derhalve dwingend recht worden. Indien een bepaling in de franchiseovereenkomst dan in strijd is met de Wet Franchise dan kan de (benadeelde) franchisenemer die bepaling vernietigen. Daarnaast betekent dit dat, als zowel de franchisenemer als de franchisegever Nederlandse partijen zijn, het niet mogelijk is om de bepalingen van de Wet Franchise te kunnen ontwijken door het recht van een ander land van toepassing te verklaren op de franchiseovereenkomst.
- Gedragen als goed franchisegever en franchisenemer: op grond van het wetsvoorstel moeten franchisegever en franchisenemer zich jegens elkander gedragen als goed franchisegever en franchisenemer. Hoewel een dergelijke verplichting al voortvloeide uit de regels van de redelijkheid en billijkheid en de rechtspraak meent de wetgever dat een dergelijke wettelijke vastlegging ook zelfstandige meerwaarde heeft.
- Informatieverstrekking in de precontractuele fase: het wetsvoorstel Wet Franchise regelt onder meer dat partijen bij het aangaan van een franchiseovereenkomst elkaar tijdig en stelselmatig alle informatie moeten verstrekken die van belang kan zijn. De informatie dient zo vormgegeven te zijn dat een franchisenemer redelijkerwijs in staat moet zijn om de gevolgen van het sluiten van de franchiseovereenkomst, met inbegrip van de operationele en financiële gevolgen, te kunnen overzien. De informatie moet tenminste vier weken voor het sluiten van de franchiseovereenkomst aangeleverd worden.
- Aanvullende informatie: op de franchisegever rust aanvullend nog de plicht om in ieder geval aanvullende informatie aan de kandidaat-franchisenemer te verstrekken, zoals het concept van de te tekenen franchiseovereenkomst, de contactgegevens van andere franchisenemers en het vertegenwoordigende orgaan van de franchisenemers, zoals een franchiseraad of vereniging van franchisenemers.
- Financiële gegevens (prognose): Ook is de franchisegever gehouden financiële gegevens te verstrekken aan de kandidaat-franchisenemer met betrekking tot de beoogde locatie van de franchiseonderneming. Gezien de bewoordingen in de Memorie van Toelichting lijkt het erop dat de wetgever van een franchisegever verlangt dat zij een exploitatieprognose verschaft aan een kandidaat-franchisenemer, dan wel in ieder geval voldoende informatie verstrekt aan een kandidaat-franchisenemer zodat deze zelf een prognose kan opstellen.
- Informatieverstrekking tijdens de looptijd: Tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst zijn partijen gehouden elkaar informatie te verstrekken over wijzigingen in hun financiële situatie indien dit gevolgen heeft voor (de voortzetting van) de franchiseovereenkomst of aanzienlijke invloed heeft of kan hebben op de exploitatie van de formule door de franchisenemer.
- Voortdurende ondersteuning en bijstand: uit de aard en inhoud van de franchiseovereenkomst vloeit voor de franchisegever een automatische kernverplichting voort om een franchisenemer gedurende de looptijd van de franchiseovereenkomst voortdurende ondersteuning en bijstand te verlenen. Hoewel deze zorgplicht reeds was vastgelegd in de rechtspraak ziet de wetgever desalniettemin aanleiding deze zorgplicht ook wettelijk vast te leggen. Aldus de wetgever blijkt uit de praktijk dat er niet altijd adequate ondersteuning en bijstand wordt geleverd door een franchisegever als dat nodig is of soms is deze ondersteuning en bijstand zo summier dat de franchisenemer er geen (of nauwelijks) baat bij heeft. Gelet op het belang van ondersteuning en bijstand heeft de wetgever een uitdrukkelijke wettelijke verplichting voor de franchisegever opgenomen.
- Goodwill: de wetgever heeft in het wetsvoorstel enkele elementen benoemd die in haar visie in ieder geval moeten worden opgenomen in een franchiseovereenkomst. Zo dient de franchiseovereenkomst op grond van het wetsvoorstel in ieder geval een bepaling te bevatten waaruit blijkt op welke wijze eventueel aanwezige goodwill van de onderneming die wordt gefranchised wordt vastgesteld. Ook dient goodwill, die redelijkerwijs is toe te rekenen aan de franchisenemer, bij beëindiging van de franchiseovereenkomst ook voor vergoeding in aanmerking te komen.
- Inkoopverplichting: in veel franchiseovereenkomst is opgenomen dat een franchisenemer gehouden is goederen en/of diensten geheel of gedeeltelijk in te kopen bij de franchisegever of een door de franchisegever aangewezen derde. In het wetsvoorstel is een bepaling opgenomen dat een dergelijke inkoopverplichting alleen rechtsgeldig is als de in het handelsverkeer gebruikelijke voorwaarden gelden.
- Postcontractuele non-concurrentiebedingen: in het wetsvoorstel is opgenomen dat een postcontractueel non-concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst slechts geldig is als het (maximaal) een duur heeft van één jaar na het einde van de franchiseovereenkomst én indien de geografische reikwijdte niet ruimer is dan het gebied waarbinnen de franchisenemer de franchiseformule op grond van de franchiseovereenkomst mocht exploiteren.
- Wijzigingsbedingen: het wetsvoorstel beoogt algemeen geformuleerde wijzigingsbedingen in de franchiseovereenkomst te voorkomen, dan wel in te perken. Op grond van het wetsvoorstel vergt een grote wijziging van de franchiseovereenkomst voorafgaande toestemming van twee-derde meerderheid van het vertegenwoordigend orgaan van de franchisenemers (lees: franchisevereniging) of de franchisenemers zelf voor zover die wijziging aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de exploitatie van de formule door franchisenemer. Het voorgaande geldt ook als de franchisegever ingrijpende gevolgen wil doorvoeren met betrekking tot de franchiseformule zonder dat de franchiseovereenkomst daarvoor hoeft te worden aangepast. De wetgever merkt op dat dergelijke wijzigingen immers ook aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor een franchisenemer.
Kortom
Hoewel het nog een wetsvoorstel betreft, is het helder dat de wetgever met het wetsvoorstel Wet Franchise verregaande plannen heeft om de franchiseovereenkomst wettelijk vast te gaan leggen. Het plan voor een gedragscode zoals de NFC lijkt daarmee verlaten. Indien het wetsvoorstel kracht van wet krijgt, dan zullen franchisegevers minutieus hun franchiseovereenkomsten moeten beoordelen teneinde te voorkomen dat één of meerdere bepalingen in strijd met de wet zijn. In dat geval kan een franchisenemer zich immers beroepen op de vernietigbaarheid van het beding. Het wachten is derhalve op de definitieve wet zodat de branche weet waar zij aan toe is.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]
Ook interessant?

