De interessante, arbeidsrechtelijke vraag is echter wat de rol van Helpling in deze interactie tussen partijen is. Als namelijk zou blijken dat Helpling bijvoorbeeld de werkgever van de schoonmakers is, dan zou zij al geruime tijd de cao Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf niet hebben nageleefd. Als sprake zou zijn van arbeidsbemiddeling, dan zou Helpling de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (“WAADI”) hebben overtreden door commissie te vragen over het door de schoonmaker te ontvangen loon.

Procedure

Over deze problematiek is het FNV tegen Helpling gaan procederen. In een recente uitspraak van de kantonrechter in Amsterdam van 1 juli jl. is terug te lezen wat de overwegingen van partijen zijn geweest en hoe de kantonrechter uiteindelijk heeft geoordeeld. Hierbij de samenvatting:

Het geschil zag hoofdzakelijk op de vraag of tussen Helpling en de schoonmaker een gezagsverhouding bestond. Dat is een wezenlijk element voor het aannemen van een arbeidsovereenkomst. Een kenmerk van de gezagsverhouding is de instructiebevoegdheid. De bedrijfsvoering van Helpling laat in dat kader het volgende zien:

  • De klant kan telefonisch en via de website met Helpling contact opnemen, vragen stellen en klachten over de ingehuurde schoonmaker indienen.
  • Helpling biedt de mogelijkheid namens de schoonmaker facturen te versturen, agenda’s te beheren, de contactpersoon van de klant te zijn.
  • Bij te veel klachten kan Helpling het account van de schoonmaker afsluiten.

Deze omstandigheden, die veel weg hebben van een instructiebevoegdheid van Helpling, wogen volgens de kantonrechter evenwel niet op tegen de volgende omstandigheden:

  • De schoonmaker bepaalt zélf het tarief waarvoor hij zijn diensten aanbiedt. Dat is een belangrijk verschil met bedrijfsvoeringen van bijvoorbeeld Deliveroo en Uber.
  • De schoonmaker kan zelf bepalen óf en wanneer hij de werkzaamheden uitvoert. Als hij een klus niet aanneemt, staat niet direct een minnetje achter zijn naam, zoals dat wel bij bijvoorbeeld Uber het geval is.
  • De instructies over de uitvoering van de opdracht worden door de klant verstrekt.
  • De schoonmaker moet zich alleen houden aan de algemene voorwaarden van Helpling voor het gebruik van het platform.

Op basis van deze feiten kwam de kantonrechter tot het oordeel dat tussen Helpling en de schoonmaker géén gezagsverhouding bestond en dus ook geen sprake was van een arbeidsovereenkomst. Daarmee is gelijk ook niet voldaan aan de criteria voor uitzending, die in de procedure ook nog werd geopperd als contractsvorm.

Bemiddeling

Heeft Helpling hiermee dan de strijd tegen het FNV gewonnen? Niet helemaal. De clou heb ik in de titel van deze blog al een beetje verklapt. De kantonrechter oordeelde namelijk dat er wél sprake is van arbeidsbemiddeling tussen Helpling, de klant en de schoonmaker. Door de ‘bemoeienis’ van Helpling komt tussen de klant en de schoonmaker namelijk wél een arbeidsovereenkomst tot stand. Daarmee voldoet Helpling aan de vereisten voor arbeidsbemiddeling, zoals uiteengezet in artikel 1 lid 1 sub b WAADI. Uit artikel 3 lid 1 van diezelfde wet blijkt vervolgens dat Helpling in het geval van arbeidsbemiddeling geen tegenprestatie van de werkzoekende (in dit geval de schoonmaker) mag vragen. Dat levert voor Helpling een groot probleem op, omdat het businessmodel van Helpling eruit bestaat commissie over het loon van de schoonmaker te vragen.

De uitspraak betekent dat Helpling zo snel mogelijk op zoek moet naar een andere, creatieve manier om geld te verdienen. Dat de kantonrechter het – gelet op de relatief nieuwe vorm van dienstverlening – onredelijk heeft geacht het vragen van de commissie met terugwerkende kracht te verbieden, is overigens nog wel een lichtpuntje.

Vragen?

Heeft u vragen over de arbeidsovereenkomst, neemt u dan contact op met het team Arbeidsrecht, Medezeggenschap en Mediation.