De kantonrechter vond van wel. De leerkracht had een vrijwel volledige aanstelling voor 0,9894 werktijdfactor (wtf). Na 2 jaar ziekte is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 43,94%. De leerkracht en de werkgever zijn overeengekomen de omvang van het dienstverband te verminderen naar 0,55 wtf of datgeen waartoe de leerkracht maximaal in staat is. Voor de overige 0,4394 wtf ontvangt zij een wga-uitkering. Er wordt aan de leerkracht vooraf per brief bevestigd dat de aanstelling opnieuw wordt verleend door middel van een akte van ontslag en een akte van benoeming.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de leerkracht recht heeft op een gedeeltelijke transitievergoeding van € 33.394,- bruto, omdat volgens de kantonrechter sprake was van een gedeeltelijke beëindiging. Tegen deze uitspraak is de werkgever in hoger beroep gegaan.

 

Het hof is een ander oordeel toegedaan. Het hof vond, gelet op de omstandigheden in deze zaak, dat geen sprake was van een opzegging, welke vereist is voor aanspraak op transitievergoeding. De omstandigheden die van belang zijn voor dit oordeel zijn onder andere dat de leerkracht vooraf was geïnformeerd over de aanpassing van haar dienstverband middels een akte van ontslag en een akte van benoeming. Werkgever heeft hiervan gebruik gemaakt, omdat dit de systematiek is van de toepasselijke cao (cao VO). Daarnaast acht het hof het van groot belang dat de aangepaste aanstelling in nauw overleg tussen partijen tot stand is gekomen. Dat partijen het eens waren blijkt uit het feit dat de leerkracht de akte van benoeming binnen enkele dagen ondertekend heeft geretourneerd, aldus het hof.

Partijen hebben volgens het hof niet de bedoeling gehad een einde aan de arbeidsrelatie te maken. Dit volgt ook uit de cao VO waarin een herplaatsingsregeling is opgenomen voor een werknemer die arbeidsgeschikt is voor zijn functie, maar deze uitsluitend kan vervullen onder andere voorwaarden. Dit betekent dat van opzegging geen sprake is.  Nu geen sprake is van opzegging, is ook geen transitievergoeding verschuldigd.

Alhoewel het arrest van het hof voor werkgevers in het voortgezet onderwijs een positief geluid betekent, is het de vraag of de uitkomst hiervan fair is richting de werknemer. De wijze waarop het dienstverband, na langdurige arbeidsongeschiktheid, wordt voortgezet – te weten het beëindigen van de (voltijds) aanstelling en het aangaan van een nieuwe (kleinere) aanstelling – is gebruikelijk binnen het onderwijs. De werkgever is echter niet gehouden ‘af te rekenen’ over het voltijds gewerkte dienstverband, maar zal in de toekomst slechts gehouden zijn over de kleinere aanstelling af te rekenen. Een behoorlijke financiële aderlating voor de betreffende werknemer.

Renée Huijsmans, advocaat Arbeid, Medezeggenschap & Pensioen

Vragen?

 Heeft u vragen over dit artikel, neemt u dan contact op met Renée Huijsmans.