De betreffende zaak

Een leraar is sinds 2005 in dienst bij de school. Gedurende drie schooljaren heeft hij les gegeven aan een leerlinge. Tijdens één van deze schooljaren is de leerlinge een tijd afwezig geweest vanwege een behandeltraject. Bij terugkomst van de leerlinge zijn verschillende afspraken gemaakt, onder andere dat er geen een-op-een contact tussen de leerlinge en de leraren mocht ontstaan en dat het contact met leraren slechts over schoolzaken gaat.

De leraar en de leerlinge zijn op enig moment toch in een een-op-een gesprek gezien. De leraar is hierop aangesproken door de teamleider. In een vervolggesprek tussen de leraar en de teamleider en de directeur van de school, is een extern coachingstraject aangeboden. De leraar heeft dit traject uiteindelijk niet gevolgd.

Nadat de leerlinge haar eindexamen heeft gehaald hebben de leraar en leerlinge – zo bleek later – privécontact gehouden door telefoongesprekken en WhatsApp. De moeder van de leerlinge is hier achter gekomen en overweegt aangifte te doen tegen de leraar.

Het geschil

Bij de rechterbank ligt het verzoek van de school de arbeidsovereenkomst van de leraar te ontbinden op grond van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de leraar of vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. De school stelt dat de leraar door de liefdes- of ongepaste relatie met de leerlinge onvoldoende professionele afstand heeft bewaard. De leraar stelt daarentegen dat er sprake was privécontact waar de school geen zeggenschap over heeft en dat het contact pas is ontstaan nadat de leerlinge de school had verlaten. Bovendien was volgens hem geen sprake van een liefdes- of ongepaste relatie.

Het oordeel van de rechter

De rechter oordeelt dat de omstandigheden van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst moet eindigen als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. De leraar behoorde zich, mede gelet op het feit dat hij bekend was met de problematiek en de daarmee samenhangende kwetsbaarheid van de leerlinge, in het bijzonder haar interesse in mannelijke leraren, waarvoor ook expliciete afspraken zijn gemaakt tussen de leraar en de leerlinge – bewust te zijn van zijn onbehoorlijk handelen. Volgens de rechter verandert zijn oordeel van ernstig verwijtbaar handelen niet nu de leraar zich gedurende zijn jarenlange dienstverband altijd loyaal en respectvol jegens de school heeft opgesteld, het contact met de leerlinge inmiddels is verbroken, de leraar altijd bovengemiddeld heeft gefunctioneerd en de kans groot is dat de leraar niet meer aan een school werkzaam kan zijn.

Bij een onredelijke situatie in geval van het niet toekennen van een transitievergoeding wordt gedacht aan een relatief kleine misstap na een heel lang dienstverband. De rechter is echter van oordeel dat geen sprake is van een kleine misstap, maar dat de leraar wel slachtoffer is geworden van een foutieve inschatting. Deze fout kan de leraar wel verweten worden, maar gelet op alle omstandigheden kent de rechter de helft van de transitievergoeding toe. Voor toekenning van een billijke vergoeding ziet de rechter geen aanleiding, nu geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.

De arbeidsovereenkomst van de leraar wordt ontbonden onder toekenning van een halve transitievergoeding.

Betekenis voor de praktijk

Uit deze uitspraak volgt het belang van regels of afspraken tussen leerlingen en leraren, de kenbaarheid hiervan, evenals de consequenties van niet naleving van deze regels. Ons advies:

  • Stel gedrags-of integriteitscodes vast waarin de afhankelijkheidsrelatie tussen de leraar en de leerling duidelijk wordt
  • Maak de codes onderdeel van de arbeidsovereenkomst, dit creëert duidelijke verplichtingen voor medewerkers

Vragen?

Heeft u vragen of hulp nodig bij het opstellen van gedrags-of integriteitscodes? Neemt u dan contact met Renée Huijsmans.