Advocaten en notariaat in Leiden en Den Haag
Menu
FranchiserechtOndernemingsrecht

Franchiseovereenkomst of distributieovereenkomst?

3 mei 2019 - 2 minuten leestijd

Of er tussen partijen sprake is van een franchise- of distributieovereenkomst is niet altijd even gemakkelijk te beoordelen. Beide soorten overeenkomsten zijn immers duurovereenkomsten die bedoeld zijn om goederen of diensten aan derden te leveren. Eén van de punten die bij de beoordeling van belang is, is de wijze waarop de goederen en diensten worden gedistribueerd. Indien er sprake is van een duidelijk uniforme uitstraling richting het publiek, waarbij onder een gemeenschappelijke naam goederen of diensten worden (door)verkocht, dan zal er eerder sprake zijn van franchise dan van distributie. Dergelijke uniformiteit in naam, merk en uitstraling is immers een wezenlijk element van een franchise-samenwerking. Desalniettemin zijn er ook distributeurs die zo dicht ‘aankruipen’ tegen dergelijke uniformiteit dat er afgevraagd kan worden of zij in realiteit geen franchisenemers zijn.

Onlangs speelde er bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba (ECLI:NL:OGEAA:2019:235 – klik hier voor het vonnis) een kwestie waarbij de vraag aan de orde kwam of er sprake was van distributie of van franchise. Partij Maribombique – eigenaar van een kledingwinkel – had in een eerder stadium tweel franchiseovereenkomsten gesloten met Hugo Boss, doch die overeenkomsten werden op enig moment door middel van een beëindigingsovereenkomst beëindigd.

Maribombique kreeg nog wel Hugo Boss-kleding geleverd, maar niet meer van Hugo Boss, maar van een distributeur van Hugo Boss. Omdat er (kennelijk) stelselmatig sprake was van betalingsproblemen aan de zijde van Maribombique had de distributeur van Hugo Boss op enig moment te kennen gegeven niet meer te zullen leveren. Maribombique vorderde vervolgens bij de rechter nakoming bij Hugo Boss van de (in haar visie) franchiseovereenkomst. Ook wilde Maribombique per direct weer toegelaten worden tot de franchiseformule, totdat de franchiseovereenkomst op een rechtsgeldige wijze zou zijn beëindigd.

Aldus de rechter heeft Hugo Boss echter voldoende gemotiveerd weersproken dat er sinds de beëindiging met wederzijds goedvinden nog sprake zou zijn geweest van enige franchiseovereenkomst. Zonder toelichting van Maribombique is het volgens de rechter niet begrijpelijk dat er sprake zou kunnen zijn van een franchiseovereenkomst met de distributeur van Hugo Boss in plaats van met Hugo Boss zelf. Daarbij hecht de rechter waarde aan het feit dat Maribombique niet heeft weersproken dat zij thans ook een ander kledingmerk dan Hugo Boss in haar winkel verkoopt en dat het meubilair, beeld- en ander winkelmateriaal van Hugo Boss nimmer meer is vernieuwd. De rechter oordeelt dan ook dat er na het einde van de franchise eerder sprake lijkt te zijn geweest van distributie dan van een voortzetting van de beëindigde franchiseovereenkomsten. De vordering tot nakoming van de (niet-bestaande) franchiseovereenkomst wordt dan ook afgewezen door de rechter.

Of er sprake is van een franchiseovereenkomst of een distributieovereenkomst is onder andere relevant voor de vraag wat partijen redelijkerwijs van elkaar kunnen verwachten. Het is dan ook van belang om een samenwerking tussen partijen deugdelijk te duiden. Dat wordt overigens waarschijnlijk nog belangrijker op het moment dat het wetsvoorstel ‘Wet Franchise’ wordt aangenomen. De franchiseovereenkomst is dan immers niet meer een niet-in-de-wet-geregelde (‘onbenoemde’) overeenkomst maar een overeenkomst waaraan allerlei (wettelijke) rechten en verplichtingen kleven.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]

Ook interessant?