De Wet franchise

Het zal de lezer niet zijn ontgaan: per 1 januari 2021 is de Wet franchise in werking getreden. De Wet franchise (klik hier voor de volledige wettekst) roept diverse verplichtingen in het leven voor (met name) franchisegevers. Een groot deel van die verplichtingen ziet toe op de precontractuele fase: in de Wet franchise wordt concreet aangegeven welke informatie een franchisegever in ieder geval aan een kandidaat-franchisenemer moet verstrekken in de periode voorafgaand aan het ondertekenen van de franchiseovereenkomst.

De Wet Franchise roept echter ook bepaalde informatieverplichtingen in het leven gedurende de looptijd van de franchise. Eén daarvan betreft de periodieke informatieverplichting van franchisegevers om – zie artikel 7:916 lid 2 Burgerlijk Wetboek (‘BW’) – haar franchisenemers “jaarlijks” te informeren “in hoeverre de opslagen of andere financiële bijdragen die de franchisenemer in het voorafgaande boekjaar conform de eis van de franchisegever heeft gedaan, de kosten of investeringen dekken die de franchisegever met deze bijdragen beoogt of heeft beoogd te dekken.[1]

Aldus de Memorie van Toelichting op de Wet franchise (klik hier) beoogt deze bepaling “bij te dragen aan transparantie voor de franchisenemer omtrent de hoogte van de van hem verlangde financiële bijdragen in relatie tot de kosten die de franchisegever met de verlangde bijdragen heeft beoogd te dekken.[2] Het zou franchisenemers aldus de wetgever een aanknopingspunt moeten bieden om – tot op zekere hoogte – na te kunnen gaan of de door de franchisegever gevraagde bijdragen niet onredelijk hoog zijn.

Nu de Wet franchise per 1 januari 2021 van kracht is geworden, dienen franchisegevers dus vanaf dit jaar (2021) inzicht daarover te verschaffen aan hun  franchisenemers en wel over het boekjaar 2020 (‘voorafgaande boekjaar’). Ten tijde van het schrijven van dit artikel resteren er dus nog slechts enkele maanden waarbinnen franchisegevers de tijd hebben om voor de eerste maal aan deze verplichtingen te voldoen.

Hoe in de praktijk deze jaarlijks terugkerende informatieverplichting eruit zal moeten zien, is uiteraard een interessante vraag nu de Wet franchise zelf daar geen (concrete) richtlijnen aan stelt. Het zal – zoals vaak het geval is – afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval. De informatie moet in ieder geval voldoende concreet zijn voor franchisenemers om een idee te kunnen krijgen hoe de door hun betaalde opslagen of financiële bijdragen dekking geven van de kosten en investeringen aan de zijde van de franchisegever. Op grond van artikel 7:917 BW dient de informatie op die wijze te zijn geformuleerd en vormgegeven dat een franchisenemer daar (indien nodig) op kan handelen.

De opmerking van de wetgever dat de verstrekte informatie “tot op zekere hoogte[3] aanknopingspunten moet bieden, impliceert dat van een franchisegever niet verwacht hoeft te worden dat zij haar volledige boekhouding opengooit maar enkel een redelijke inzicht dient te verschaffen aan de franchisenemers op een bepaald punt. De inzet van een onafhankelijke accountant zou daarbij behulpzaam kunnen zijn. In ieder geval hoeven franchisegevers volgens de wetgever niet inzichtelijk te kunnen maken waar bepaalde (specifieke) individuele bijdragen van een specifieke franchisenemer voor aangewend zijn. Het gaat klaarblijkelijk om ‘de grote lijnen’.

Een interessante vraag is uiteraard in hoeverre een franchisegever dergelijke informatie ook dient te verschaffen aan een ex-franchisenemer waarmee de samenwerking (bijvoorbeeld) aan het begin van dit jaar reeds is beëindigd. Enerzijds kan betoogd worden dat dit niet hoeft, want artikel 7:916 lid 2 BW heeft het immers over “de franchisenemer” en niet de ‘ex-franchisenemer’. Dat impliceert dat voornoemde informatieverplichting alleen geldt voor nog bestaande franchisenemers. Anderzijds gaat voornoemde informatieverplichting wel over “het voorgaande boekjaar[4] dus over het jaar dat de ex-franchisenemer nog wel franchisenemer was. Er kan dus wel degelijk een gerechtvaardigd belang zijn bij de ex-franchisenemer om te horen of de door hem betaalde bijdragen in zijn laatste jaar van de samenwerking met de franchisegever niet (onredelijk) hoog waren.

Kortom, er resteren nog enkele maanden waarbinnen franchisegevers aan hun voornoemde (wettelijke) informatieverplichting dienen te voldoen. Bij gebreke daarvan is er sprake van overtreding van de wet, hetgeen weer kan leiden tot een onrechtmatige daad aan de zijde van de franchisegever die de wettelijke bepaling heeft overtreden. En dat kan weer leiden tot acties van de zijde van de franchisenemers. Dat alles dient uiteraard voorkomen te worden dus franchisegevers: hou die agenda in de gaten!

Contact

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]

 

[1] Artikel 7:916 lid 2 BW.

[2] Blz. 38 van de Memorie van Toelichting Wet franchise.

[3] Blz. 38 van de Memorie van Toelichting Wet franchise.

[4] Artikel 7:916 lid 2 BW.