Advocaten en notariaat in Leiden en Den Haag
Menu
Franchiserecht

Franchisegever mag kandidaat niet aan het lijntje houden

1 juni 2017 - 2 minuten leestijd

Voordat partijen een definitieve franchiseovereenkomst met elkaar sluiten, zullen er doorgaans eerst onderhandelingen tussen hen plaatsvinden over de specifieke voorwaarden van deze overeenkomst. Zaken als locatie, exclusief rayon en de hoogte van de franchise fee kunnen daarbij onderdeel van de onderhandelingen zijn. Gedurende deze onderhandelingen kan één van partijen ook besluiten deze onderhandelingen af te breken, maar de nadere partij ‘aan het lijntje houden’ mag dan weer niet.

In dat kader kan gewezen worden op een recent arrest van het gerechtshof Arnhem – Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2017:3104 – klik hier voor het arrest). In die zaak was sprake van onderhandelingen tussen een kandidaat-franchisenemer en een franchisegever om tot een samenwerking te kunnen komen. Tijdens die onderhandelingen had de franchisegever meermalen te kennen gegeven dat er een strakke interne procedure gold die de kandidaat eerst volledig diende te doorlopen, voordat er een franchiseovereenkomst zou worden getekend.

Op een gegeven moment was het eerste gedeelte van de procedure, zoals de oriëntatietraining, met succes afgewikkeld en werd ook alvast een concept franchiseovereenkomst verstrekt aan de kandidaat. Door een verkoop van activa (feitelijk alle restaurants) aan één franchisenemer door de franchisegever konden kandidaat-franchisenemers niet (allemaal) de procedure voortzetten. De procedure werd in ieder geval stopgezet voor de betreffende kandidaat. Die vroeg vervolgens bij de rechter om een schadevergoeding.

Het gerechtshof merkt in deze zaak op dat ieder van de onderhandelende partijen vrij is de onderhandelingen af te breken. Dit tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de kandidaat in het totstandkomen van de franchiseovereenkomst “onaanvaardbaar” zou zijn. Het hof oordeelt dat de franchisegever in dat opzicht duidelijk genoeg is geweest richting de kandidaat-franchisenemer dat eerst de volledige procedure doorlopen moest worden voordat er een franchiseovereenkomst tot stand zou kunnen komen. De franchisegever kon dan ook de onderhandelingen staken.

Hoewel er dus geen sprake is van ten onrechte afgebroken onderhandelingen, merkt het gerechtshof wel op dat de franchisegever sneller had moeten melden aan de kandidaat-franchisenemer dat de procedure door de verkoop van activa niet meer zou worden voortgezet. Pas na (ruim) twee maanden laat de franchisegever dit weten en pas nadat de kandidaat zelf aandrong op een reactie. Dat is volgens het hof te lang, omdat in deze tussentijd de kandidaat nog wel tijd en geld spendeerde aan de franchise procedure, terwijl het de franchisegever dus al duidelijk was dat het nooit tot een franchiseovereenkomst zou komen. De franchisegever zal in dat kader voor deze (ruim) twee maanden een schadevergoeding aan de kandidaat moeten betalen.

Het toont weer aan dat ook de precontractuele onderhandelingen tussen franchisegever en franchisenemer een waar mijnenveld kunnen zijn waar beide partijen goed op hun tellen moeten passen. Juridische ongelukken liggen immers ook daar op de loer hoewel er nog helemaal geen sprake is van een overeenkomst tussen partijen.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]

Ook interessant?