Recente kwestie

In een recente kwestie bij de Rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2021:3415 – klik hier voor het volledige vonnis) had een franchisenemer een franchiseovereenkomst gesloten met een franchisegever. In de franchiseovereenkomst stond zowel een contractueel als een postcontractueel non-concurrentiebeding:

Het is Partner verboden om zonder uitdrukkelijk schriftelijke toestemming van Key Music producten die op grond van hun aard of uiteindelijke gebruik gelijk zijn aan concurreren met de Producten of aan de Producten verwante producten of diensten, direct of indirect, als agent, wederverkoper, consultant of in welke rol dan ook aan te bieden of te verkopen, dan wel daarvoor bemiddelingswerkzaamheden te verlenen. Dit verbod blijft van kracht gedurende twee jaren na de beëindiging van deze overeenkomst echter beperkt tot het voormalig verzorgingsgebied en de klantenkring van Partner.

Enkele jaren na het sluiten van deze franchiseovereenkomst ging de franchisegever helaas failliet. Omdat de franchisenemer wilde weten of de franchiseovereenkomst nog correct zou worden nagekomen, schreef hij een e-mail aan de curator met de vraag of de curator binnen veertien dagen kon laten weten of hij de franchiseovereenkomst nog correct zou gaan nakomen.

Toen de curator daarop niet binnen de gestelde termijn positief reageerde, ontbond de franchisenemer de franchiseovereenkomst en ging hij korte tijd later een nieuwe samenwerking aan met een met de franchisegever concurrerende onderneming. Dat was aanleiding voor de curator om te ex-franchisenemer te sommeren zijn concurrerende activiteiten te staken. Kennelijk waren de activa van de failliete franchisegever ondertussen overgedragen aan een nieuwe partij en die had (begrijpelijkerwijs) weinig trek in een ex-franchisenemer die haar beconcurreerde. Er werd vervolgens een bedrag van € 420.000 aan boetes bij de ex-franchisenemer in rekening gebracht omdat hij het postcontractuele non-concurrentiebeding had overtreden. Toen deze niet werd betaald door de ex-franchisenemer volgden er rechtsmaatregelen.

De rechtbank merkt echter op dat de curator niet tijdig (dan wel bevestigend) heeft laten weten aan de ex-franchisenemer dat hij de franchiseovereenkomst zou gaan nakomen. Op grond van de Faillissementswet heeft de curator daarmee volgens rechtbank het recht verloren om nog nakoming van de franchiseovereenkomst te kunnen vragen. Ook was de ex-franchisenemer daardoor gerechtigd de franchiseovereenkomst te ontbinden.

Dit heeft volgens de rechtbank ook directe gevolgen voor de eventuele nakoming van het postcontractuele non-concurrentiebeding. Nu de curator het recht heeft verloren om nog nakoming van de franchiseovereenkomst te vragen, kan er ook geen nakoming van het postcontractuele non-concurrentiebeding worden gevraagd. Het belang van de curator bij naleving van het non-concurrentiebeding door de ex-franchisenemer (te weten boedelmaximalisatie) weegt naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen het belang van de ex-franchisenemer om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. De rechtbank concludeert dan ook dat het recht op nakoming van het postcontractuele non-concurrentiebeding is vervallen en zodoende hoeft de ex-franchisenemer deze niet na te komen. Ook hoeft hij de boete van € 420.000 niet te voldoen.

Vragen?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]