Wat was er aan de hand?

Een vrouw uit Amsterdam beschikt over een illegaal dakterras. Vanwege het ontbreken van een omgevingsvergunning, heeft de gemeente handhavend opgetreden. De vrouw moest het dakterras verwijderen. In de procedure heeft de vrouw voldoende aangetoond dat haar in het verleden door verschillende gemeenteambtenaren is toegezegd dat zij geen vergunning nodig zou hebben voor het dakterras. Onder andere door de bouwinspecteur.

Vertrouwen?

In de procedure stond ter discussie of de Amsterdamse bezitter van het illegale dakterras mocht vertrouwen op de toezeggingen van de gemeenteambtenaren. Dus of de gemeente moet afzien van handhaven. De vrouw kreeg gelijk en de Raad geeft een nieuwe benadering van het vertrouwensbeginsel, in drie stappen:

  1. Kan de uitlating en/of gedraging worden gekwalificeerd als toezegging?
  2. Kan de toezegging het bevoegde bestuursorgaan worden toegerekend?
  3. Als sprake is van een toezegging, moet deze dan worden nagekomen?

Stap 1

De toezegging kan bestaan uit gedragingen en/of uitlatingen en gaat over een concrete situatie. Algemene voorlichting of een uitlating over een ander geval of aan derden, zijn niet voldoende.

De burger die een beroep doet op het vertrouwensbeginsel moet te goeder trouw zijn. Dat laatste betekent ook dat deze burger de betreffende overheid de juiste gegevens en informatie heeft verschaft. Ook de deskundigheid van de burger zelf speelt een rol.

Hoe de toezegging vervolgens moet worden opgevat hangt af van hoe het op een “redelijk denkend burger” overkomt, aldus de Raad. Wat eigenlijk door het bestuursorgaan wordt bedoeld met de uitlating is minder van belang.

Stap 2

Voorheen was bij de toerekening aan het bestuursorgaan van (doorslaggevend) belang of de betreffende ambtenaar daadwerkelijk de bevoegdheid heeft om iets dergelijks toe te zeggen. Dat is meestal niet bekend bij de burger en is moeilijk te controleren.

De toerekening moet volgens de Raad voortaan meer vanuit het burgerperspectief worden benaderd, in plaats van het bestuurlijk perspectief. Dus ook als de toezegging door een onbevoegde ambtenaar wordt gedaan, kan het de overheid eerder worden toegerekend. Doorslaggevend is of de burger “op goede gronden mocht veronderstellen dat deze persoon de opvatting van het bevoegde bestuursorgaan vertolkte”. Zolang de ambtenaar in kwestie niet nadrukkelijk aangeeft dat hij of zij níet bevoegd is, dan zal de rechter minder nadruk leggen op de bevoegdheidsverdeling. Als de burger op goede gronden mag aannemen dat de ambtenaar bevoegd is, dan kan de toezegging worden toegerekend aan het bestuursorgaan, aldus de Raad.

Ambtenaren doen er goed aan expliciet een voorbehoud aan een toezegging te verbinden. Bijvoorbeeld dat hij of zij niet de bevoegdheid heeft. Dan is het de burger duidelijk, waardoor minder snel sprake is van een toezegging waarop de burger mag vertrouwen.

Stap 3

Wat nu als we vaststellen dat een toezegging is gedaan, moet deze dan worden nagekomen? De Raad zegt dat de belangen van de burger aan wie is toegezegd zwaar wegen. Als er geen zwaarder wegende belangen in het spel zijn, dan moet de toezegging in principe worden nagekomen.

Als er wél een zwaarder wegend belang is, dan kan de toezegging misschien niet worden nagekomen. De Raad geeft voorbeelden wanneer daarvan sprake kan zijn: strijd met de wet, het algemeen belang of de belangen van derden.

Een belangrijke punt van de Raad is dat het belang bij handhaving – bijvoorbeeld tegen het illegale dakterras – niet altijd zwaarder hoeft te wegen.

Als de toezegging niet kan worden nagekomen, dan kan het bestuursorgaan worden verplicht de schade aan de burger te vergoeden. De schade bestaat dan uit het nadeel dat is ontstaan doordat de burger – terecht – heeft vertrouwd op de toezegging.

Een belangrijk verandering

De nieuwe benadering van de Raad is een belangrijke verandering. Ambtenaren zullen zich meer bewust moeten zijn van hun uitlatingen. Zij doen er verstandig aan duidelijkheid te verschaffen aan een burger en zo nodig een duidelijk (schriftelijk!) voorbehoud te maken.