Afgelopen vrijdag heeft de Hoge Raad weer eens bevestigd hoe beperkend het politiek primaat kan werken. Ondanks de afspraak tussen de bestuurder en de ondernemingsraad over de toekenning van een bovenwettelijk adviesrecht, kan het politiek primaat voor een belangrijke beperking zorgen: beroep is namelijk dan niet mogelijk.

In deze kwestie stond de ontvlechting van het taakveld inkoop ten behoeve van de overgang naar een gemeenschappelijke regeling centraal. Het besluit om die ontvlechting al dan niet plaats te laten vinden, valt onder het politiek primaat en is daardoor niet adviesplichtig op grond van de WOR. Het is immers een besluit dat door een democratisch orgaan moet worden genomen en daarbij is een politieke afweging noodzakelijk.

Desondanks had de betrokken gemeente aan de ondernemingsraad een adviesrecht toegekend, een zogenaamd bovenwettelijk adviesrecht. De ondernemingsraad adviseerde negatief over de ontvlechting, waarna het besluit tot ontvlechting door de gemeente werd gehandhaafd. De ondernemingsraad stelde daartegen beroep in.

De Ondernemingskamer heeft dit beroep afgewezen, omdat sprake was van een besluit dat onder de reikwijdte van het politiek primaat valt. De Ondernemingskamer onderbouwt dit door aan te geven dat uit de bedoeling van de wetgever volgt dat besluiten van democratische organen in het kader van het beroepsrecht niet in aanmerking kunnen komen voor toetsing door de rechter. Dit betekent dat aan de ondernemingsraad wel een bovenwettelijk adviesrecht kan worden toegekend, ook als dit besluit eigenlijk onder het politiek primaat valt. Aan dit (bovenwettelijk) adviesrecht kan echter geen beroepsrecht worden verbonden.

De Hoge Raad bevestigd dit oordeel van de Ondernemingskamer en merkt daarbij op dat de wetgever uitdrukkelijk niet heeft gewild dat politieke besluiten van democratisch gecontroleerde organen door de Ondernemingskamer worden getoetst. Het is natuurlijk de vraag of de wetgever dit zo nadrukkelijk heeft bedoeld. Het is goed mogelijk dat de wetgever, bij invoering van de specifieke bepalingen in de Wet op de ondernemingsraden voor overheidsorganisaties, hier helemaal niet bij stil gestaan heeft. Waarom heeft de wetgever dit beroepsrecht anders niet nadrukkelijk uitgesloten bij de mogelijkheid om bovenwettelijke rechten toe te kennen?

Hoe dit ook zij, het blijft voor ondernemingsraden in de overheidssector belangrijk te bekijken op welke wijze efficient en daadwerkelijk invloed kan worden uitgeoefend. Wat mij betreft is het niet wenselijk te wachten op de formele mogelijkheden. Afspraken daarover kunnen zeker helpen, maar het moment van invloed is dan vaak al gepasseerd.

Vragen?

Heeft u vragen over deze blog , neemt u dan contact op met Renate Vink-Dijkstra, Partner & Advocaat Arbeid, Medezeggenschap & Mediation.