De CRvB-formule

Soms bestaat bij ontslag van de ambtenaar op ‘andere gronden’ – artikel 99 ARAR of 8:8 CAR-UWO – aanspraak op een aanvullende vergoeding. Ontslag op ‘andere gronden’ kan bijvoorbeeld wegens een verstoorde verhouding of een in de loop der tijd ontstane impasse die aan een vruchtbare samenwerking in de weg staat. Voor de aanspraak op de vergoeding is vereist dat de overheidswerkgever een ‘overwegend aandeel’ heeft (gehad) in het ontstaan of voortbestaan van die situatie die tot het ontslag leidt. De formule die vervolgens wordt toegepast, is de volgende:

A = het bruto maandsalaris (inclusief in ieder geval vakantietoeslag)

B = het aantal dienstjaren gedeeld door 2

C = de verwijtbaarheidsfactor van: 0,5, 0,75 of 1

De hoogte van de C-factor hangt af van de mate van het aandeel van de overheidswerkgever in de ontstane situatie. Dit is gekoppeld aan een aandeel van 51-65%, 65-80% en 80-100%. Bij een aandeel tot en met 50% is de C-factor nul en bestaat geen aanspraak op een aanvullende vergoeding.

 

De CRvB-formule en de normalisering

Januari 2020 moet het zover zijn: de normalisering van de rechtspositie van de ambtenaren. Opvallend is dat de wetgever met de WWZ de kantonrechtersformule over boord heeft gedaan, vlák nadat de CRvB zijn formule invoerde. Vooralsnog ziet het ernaar uit dat er na de normalisering ten aanzien van de genormaliseerde ambtenaren geen plaats meer zal zijn voor de CRvB-formule. Hoe zit dat dan met de zogenoemde ‘blijf-ambtenaren’ (zoals militairen, notarissen en politieambtenaren)? Behouden zij deze aanspraak wel? Of zal ook voor hen worden aangesloten bij de regulieren ontslagvergoedingen? De tijd zal het leren!