Zorgplicht van de werkgever en werkgeversaansprakelijkheid

Als werkgever moet u zorgdragen voor een veilige en gezonde werkomgeving voor uw werknemers. In de wet staat daarover het volgende:

‘De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te  richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanig maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.’

De zorgplicht van de werkgever ziet daarom ook op het zoveel als mogelijk voorkomen van covid-besmettingen op de werkvloer. Hierbij kunt u denken aan het voorzien in persoonlijke beschermingsmiddelen (zoals mondkapjes) en instructies geven aan werknemers (zoals afstand houden en beschermende kleding dragen). De zorgplicht van de werkgever beoogt niet een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar.

Wanneer u als werkgever uw zorgplicht schendt, kunt u door uw werknemer aansprakelijk worden gesteld voor de door hem of haar opgelopen schade. Daarbij moet het gaan om ziekte/ongevallen die de werknemer heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. De aansprakelijkheid van een werkgever wordt niet aangenomen als er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer of als de werkgever kan aantonen dat hij wel aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Overigens wordt dat in de praktijk niet snel aangenomen.

Wat is er gebeurd bij de zorgmedewerker?

In maart 2020 kreeg Nederland te maken met de coronapandemie. De zorgmedewerker was op dat moment werkzaam bij een zorginstelling waar ouderen met dementie of een andere beperking verblijven. Zij vervulde de functie van coördinerend verpleegkundige, waarbij zij zowel zorg verleende als verantwoordelijk was voor het coachend begeleiden van (en waar nodig instructies geven aan) collega’s.

Op 10 april 2020 heeft de zorgmedewerker een coronatest afgenomen bij een bewoner. Deze bleek op 12 april 2020, een dag waarop de zorgmedewerker werkzaam was, positief te zijn. Diezelfde dag zijn twee andere bewoners op corona getest en ook zij bleken corona te hebben. De bewoners zijn direct na de positieve testuitslag verplaatst naar een externe corona-unit. Tot het moment dat een bewoner getest werd, droegen zorgmedewerkers geen beschermende middelen. In het appartement van de positief geteste bewoner moesten de zorgmedewerkers wel beschermende middelen dragen. In de woonkamer en op de gangen droegen zorgmedewerkers geen beschermende middelen. Op 17 april 2020 kreeg de betreffende zorgmedewerker corona-gerelateerde klachten en heeft zij een test gedaan. Deze bleek op 19 april 2020 positief te zijn. Door deze besmetting blijft de zorgmedewerker klachten ondervinden, het inmiddels welbekende Long Covid. Om die reden heeft zij haar werkgever aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade.

Wat oordeelt de kantonrechter?

Besmetting op de werkvloer?

De kantonrechter beoordeelt eerst de vraag of de zorgmedewerker de coronabesmetting heeft opgelopen in de uitoefening van haar werkzaamheden. De zorgmedewerker heeft meerdere bewoners gezien, die later positief getest zijn op corona. Bij de eerste bewoner heeft zij triage uitgevoerd op 9 april 2020, zonder dat zij persoonlijke beschermingsmiddelen had. De volgende dag kreeg de betreffende bewoner coronaklachten en is deze bewoner positief getest op corona. De rechter oordeelt dat het een feit van algemene bekendheid is dat personen met coronaklachten al twee of drie dagen voor de start van de symptomen besmettelijk zijn.

De andere twee bewoners die op diezelfde afdeling verbleven zijn vervolgens ook positief getest op corona. Deze bewoners mochten tot het moment van testen overal op de afdeling komen. De zorgmedewerkers dienden enkel in de appartementen van de betreffende bewoners beschermende middelen te dragen, niet in de woonkamer of op de gangen. Daardoor is de zorgmedewerker ook met betrekking tot deze twee bewoners blootgesteld aan corona. Al met al oordeelt de kantonrechter dat de zorgmedewerker op 9, 10 en 12 april 2020 is blootgesteld aan corona. Dit is door de zorginstelling onvoldoende betwist.

Verder geeft de kantonrechter aan dat niet in geschil is dat het hier ging om demente ouderen die niet meer zelfstandig konden wonen. De hulpbehoevendheid van deze bewoners leidde er onder andere toe dat het houden van 1,5 meter afstand lastig, zo niet onmogelijk was. Ook hier geeft de kantonrechter aan dat het een feit van algemene bekendheid is dat het niet houden van voldoende afstand het risico op besmetting vergroot.

Tegenover de hiervoor genoemde blootstelling aan corona op het werk, stelt de zorginstelling de zorgmedewerker de besmetting in de privésfeer heeft opgelopen. Daarvan heeft de zorgmedewerker aangegeven dat zij in de betreffende periode enkel naar haar werk is gegaan en verder in quarantaine verbleef. Zij heeft alleen haar ouders bezocht, waarbij het bezoek op afstand in de tuin plaatsvond. Dit is bevestigd door verschillende familieleden. De kantonrechter is van oordeel dat de zorgmedewerker voldoende heeft aangetoond dat zij haar coronabesmetting heeft opgelopen in de uitoefening van haar werkzaamheden.

Voldaan aan de zorgplicht?

Gelet op het bovenstaande is de zorginstelling in beginsel aansprakelijk voor de gevolgen van de coronabesmetting, tenzij zij kan aantonen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Daarvan staat vast dat de zorginstelling voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor handen had en dat zij ook steeds met de vereiste zorgvuldigheid werkinstructies en protocollen voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen heeft opgesteld. In de regeling stond dat de zorgmedewerker enkele persoonlijk beschermingsmiddelen diende te dragen bij het uitvoeren van triage, wanneer er sprake was van verdenking van corona. Het was echter aan de dienstdoende arts om te besluiten of er sprake was van een verdenking van corona.

Bij de eerste bewoner had de zorgmedewerker zelf aangegeven graag persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen, maar daar had de dienstdoende arts geen toestemming voor gegeven. De kantonrechter is van oordeel dat op het moment dat de werkinstructie voorschrijft dat het aan de arts is om een besluit te nemen over het (aanwezig zijn van een verdenking en dus) het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, niet van de zorgmedewerker kan worden verwacht dat zij in strijd met die werkinstructie zelf besluit tot het gebruik van de beschermingsmiddelen. Daarbij speelde ook een rol dat vanuit de zorginstelling was aangegeven dat de beschermingsmiddelen schaars waren en dat deze alleen conform de geldende richtlijnen gebruikt mochten worden.

Verder vindt de kantonrechter het van belang dat de zorgmedewerkers meerdere keren aan de zorginstelling hebben gevraagd om ook in de gemeenschappelijke ruimten (zoals de woonkamer) persoonlijke beschermingsmiddelen te mogen dragen. De zorgmedewerker had daarnaast ook meerdere keren haar zorgen geuit richting de zorginstelling over mogelijke besmetting. Door niet adequaat te handelen, mede gelet op de verzoeken van de zorgmedewerkers, heeft de zorginstelling niet aan haar zorgplicht voldaan. Om die reden oordeelt de kantonrechter dat de zorginstelling aansprakelijk is voor de door de zorgmedewerker geleden en nog te lijden schade als gevolg van de coronabesmetting.

Vragen?

Heeft u vragen over de zorgplicht van de werkgever en werkgeversaansprakelijkheid? Neem dan contact op met Renée Huijsmans of Sietske Bos, advocaten team Arbeid, Medezeggenschap & Mediation.