Wat was er aan de hand?

De “Filmspeler” is een mediaspeler die fungeert als een medium tussen een bron van beeld en/of geluidssignalen en een televisie. Op de software van de mediaspeler staan add-ons geïnstalleerd, waarvan enkele specifiek linken naar websites waarop auteursrechtelijk beschermde werken (zonder toestemming van de rechthebbenden) ter beschikking worden gesteld van internetgebruikers. De Nederlandse Stichting Brein, die opkomt voor auteursrechthebbenden, heeft de producent van de “Filmspeler” voor de rechter gedagvaard. Brein vorderde dat de verkoop van dergelijke mediaspelers, waarin genoemde add-ons zijn geïnstalleerd, zou worden gestaakt. De rechtbank heeft vervolgens prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de EU. De rechtbank vroeg onder andere of het Hof zich uit kon laten over de vraag of de verkoop van een mediaspeler met genoemde add-ons, valt te kwalificeren als een mededeling aan het publiek als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn. Mocht dat het geval zijn dan vormt de levering van de “Filmspeler” een handeling waar slechts de auteursrechthebbenden het alleenrecht op hebben.

Antwoord van het Hof

Het Hof heeft bij de beantwoording van deze vraag aangesloten bij eerdere jurisprudentie, zoals het SGAE-arrest waarin geoordeeld werd dat het plaatsen van televisietoestellen in een hotelkamer (met de mogelijkheid via deze televisietoestellen te genieten van auteursrechtelijk beschermde werken) te kwalificeren valt als een mededeling aan het publiek. Volgens het Hof dient de levering van een mediaspeler, die middels vooraf geïnstalleerde add-ons de gebruiker rechtstreeks toegang biedt tot beschermde werken die zonder toestemming van de auteursrechthebbende zijn gepubliceerd, óók te worden gekwalificeerd als een mededeling aan het publiek in de zin van de Auteursrechtrichtlijn.

Wat betreft het begrip “publiek” zegt het Hof in deze zaak dat de mededeling (in de vorm van de verkoop van de mediaspeler) zich richt op alle potentiële kopers van deze speler die over een internetaansluiting beschikken. Daarmee ziet de mededeling op een onbepaald aantal potentiële kijkers en betreft zij een groot aantal personen. Hiermee sluit het Hof aan bij het ITV Broadcasting-arrest.

Met deze prejudiciële beslissing heeft het HvJ weer wat meer duiding gegeven over wat we moeten verstaan onder een auteursrechtelijke “mededeling aan het publiek” en hiermee dus de auteursrechthebbenden wat meer zekerheid gegeven. Het is ongetwijfeld echter wachten op nieuwe (technologische) toepassingen die soortgelijke vragen oproepen en de auteursrechthebbenden (lees: Brein) andermaal naar de rechter zullen dwingen.