Advocaten en notariaat in Leiden en Den Haag
Menu
Franchiserecht

Algemene uitingen over omzet nog geen exploitatieprognose

23 maart 2018 - 2 minuten leestijd

Onlangs heeft de rechtbank Midden-Nederland geoordeeld dat een algemene uiting over omzet in een e-mail van de zijde van een franchisegever niet zonder meer te kwalificeren valt als een exploitatieprognose in de zin van de rechtspraak op dat punt.

In de betreffende zaak had een franchisenemer zich aangesloten bij een franchiseformule die zich bezighoudt met plaatselijk afslanken door het gebruik van electro-spierstimulatie apparatuur. In een reactie op eerdere vragen over de hoogte van de investering had de franchisegever geantwoord “Begrijp ik, die 15.000 euro is de enige investering, maar met je salon zet je zo’n 8000 euro per maand om, regelmatig ook meer.

De franchiseovereenkomst werd vervolgens getekend en franchisenemer ving aan met de franchise. Aangezien een rendabele exploitatie echter niet mogelijk bleek, staakte de franchisenemer de exploitatie van haar onderneming en werd de maandelijkse franchise fee niet meer voldaan aan de franchisegever.

In de rechtszaak die volgde (zaaknummer: HA ZA 17-461 – klik hier voor het vonnis) vorderde de franchisegever betaling van achterstallige franchise fee. De franchisenemer verweerde zich tegen deze vordering daar er op te wijzen dat zij onder een onjuiste voorstelling van zaken had gecontracteerd met de franchisegever. De franchisegever had volgens de franchisenemer een onjuiste prognose verstrekt door ten onrechte een bedrag van € 8.000 per maand te noemen als haalbare omzet.

Aldus de rechtbank is de uitlating van de franchisegever over de omzet van € 8.000 per maand in de e-mail niet te kwalificeren als een exploitatieprognose in de zin van de rechtspraak op dat vlak. Daarnaast – ook al zou er sprake zijn van een prognose – dan acht de rechter het niet bewezen dat een omzet van € 8.000 per maand een onjuist bedrag zou zijn. Dit mede naar aanleiding van opmerkingen van de franchisegever dat andere vestigingen dergelijke omzetten kennelijk wel hadden behaald.

De rechtbank benoemt wel duidelijk dat de franchisegever zich dient te onthouden van mededelingen die tot gevolg (kunnen) hebben dat een franchisenemer onder een onjuiste voorstelling van zaken een franchiseovereenkomst ondertekent. Een franchisegever moet dus dwaling zoveel mogelijk voorkomen. In onderhavige kwestie is er echter geen sprake van dwaling volgens de rechtbank, omdat de franchisenemer op grond van louter voornoemde e-mail er niet gerechtvaardigd op had mogen vertrouwen dat zij inderdaad een omzet van € 8.000 per maand zou kunnen behalen.

Het oordeel van deze rechtbank onderstreept dat kandidaat-franchisenemers voorafgaand aan het sluiten van een franchiseovereenkomst niet zonder meer mogen afgaan op een enkele algemene uiting. Voor een geslaagd beroep op dwaling is er een duidelijke exploitatieprognose nodig. Deze dient meer inhoud te hebben dan een enkele algemene terloopse opmerking. Daarentegen moet een franchisegever er voor waken dat een franchisenemer onder een onjuiste voorstelling van zaken contracteert. Het blijft dus balanceren op een koord.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]

Ook interessant?