
Kan adviseur worden aangesproken op verklaring omtrent prognose?
Zoals reeds in eerdere blogs door mij opgemerkt (zie bijvoorbeeld deze blog) zal een franchisenemer, die een ondeugdelijke exploitatieprognose heeft gekregen van zijn franchisegever, in principe de franchisegever daarvoor willen aanspreken. Als deze prognose echter niet is opgesteld door de franchisegever, maar door een adviseur, dan kan de franchisenemer er in bepaalde gevallen ook voor kiezen om deze adviseur aan te spreken voor de geleden schade in plaats van (of samen met) de franchisegever.
In een recente kwestie bij de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2017:3541 – klik hier voor het volledige vonnis) was sprake van een soort tussenvorm. Een franchisenemer had van zijn franchisegever een exploitatieprognose gekregen. Na het tekenen van de franchise- en onderhuurovereenkomst moest de franchisenemer nog een akkoord van zijn bank hebben voor financiering. Dat wilde de bank enkel doen nadat een derde had vastgesteld dat de prognose van de franchisegever ook juist was. Een accountants- en adviesbureau berichtte de bank per e-mail dat de prognose van de franchisegever haar “reëel economisch” overkwam, waarna de bank overging tot het verstrekken van financiering.
De franchisenemer behaalde de prognose echter totaal niet, geraakte in de schulden en uiteindelijk in de schuldsanering. Hij sprak vervolgens het adviesbureau aan op wanprestatie en onrechtmatige daad. Als het adviesbureau haar werk beter had gedaan volgens de franchisenemer dan was de ondeugdelijkheid van de prognose aan het licht gekomen en was hij nooit franchisenemer geworden.
De rechter wijst de vordering van de franchisenemer echter af, vanwege het ontbreken van causaal verband tussen de door de franchisenemer geleden schade en het handelen of nalaten van het adviesbureau. Tijdens de procedure was namelijk vast komen te staan dat zowel de franchiseovereenkomst als de onderhuurovereenkomst al getekend waren op het moment dat het bureau de e-mail aan de bank stuurde. Met andere woorden: de beoordeling van het adviesbureau stond volledig los van de keus van de franchisenemer om te contracteren met de franchisegever. Voor zover de franchisenemer dan ook schade had geleden, omdat hij de franchise was begonnen, dan was dit niet omdat het adviesbureau zich had uitgelaten over de prognose.
Overigens dient er afsluitend nog opgemerkt te worden dat uit het vonnis in het geheel niet blijkt in hoeverre de door de franchisegever verstrekte prognose nu wel of niet deugdelijk was. En dat is natuurlijk ook een drempel om te nemen voordat aansprakelijkheid van het adviesbureau kan worden aangenomen. Zou immers blijken dat de prognose inderdaad realistisch was, dan had het adviesbureau het natuurlijk volledig bij het juiste eind om een stempel van goedkeuring op de prognose te zetten. En dat zou geen wanprestatie of een onrechtmatige daad opleveren.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]
Ook interessant?
