De omkeringsregel

Vijf jaar geleden vond een ballonvaart in wedstrijdvorm plaats die werd georganiseerd door Dutch Balloon Competition Club. Bij deze wedstrijd was het de bedoeling dat piloten een route afleggen via van tevoren aangegeven tracking points. Bepaalde gebieden worden door de organisatie als ‘prohibited zone’ aangewezen waar de piloten niet overheen mogen varen. In dit geval is dat toch gebeurd, met schade tot gevolg. Het hof past de omkeringsregel toe.

Een van deze prohibited zones betreft het perceel van geïntimeerde (de eigenaar van enkele kostbare en zeldzame papegaaien). Op het perceel houdt hij namelijk papegaaien die verblijven in kooien. Tijdens de wedstrijd vaart appellant (een ballonvaarder) met zijn luchtballon door de verboden zone waarin ook het perceel van de papegaaienhouder zich bevindt. De papegaaienhouder vindt vervolgens dode papegaaien in zijn kooien en houdt de ballonvaarder aansprakelijk voor de dood van de dieren.

In de procedure stelt de papegaaienhouder zich op het standpunt dat de papegaaien zijn overleden doordat de ballonvaarder, tegen de regels in, te laag over zijn perceel is gevaren. Daardoor is een schrikreactie ontstaan bij de papegaaien die daaraan vervolgens zijn overleden. De ballonvaarder betwist echter dat hij verantwoordelijk is voor de dood van de papegaaien. Hij, dan wel zijn verzekeraar, stelt dat een oorzakelijk verband niet kan worden aangetoond. In eerste aanleg oordeelt de rechtbank dat is vast komen te staan dat de papegaaien zijn overleden door het overvaren van de luchtballon, hetgeen volgens de rechtbank moet worden beschouwd als een onrechtmatige daad van de ballonvaarder jegens de papegaaien-eigenaar. De ballonvaarder laat het er niet bij zitten en gaat in hoger beroep. Hij voert daarbij aan dat er geen causaal verband zou bestaan tussen het overvaren en de dood van de papegaaien. Het hof gaat in zijn arrest uitgebreid in op het causaal verband door toepassing van de omkeringsregel.

Deze omkeringsregel kan een oplossing vormen voor het aantonen van causaal verband. De regel houdt in dat indien sprake is geweest van een gedraging in strijd met een norm die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade en degene die zich op de schending van deze norm beroept, kan aannemelijk maken dat in het concrete geval het specifieke gevaar waartegen de norm bescherming beoogt te bieden zich heeft verwezenlijkt, het condicio sine qua non verband tussen de normschending en de geleden schade wordt aangenomen.

De omkeringsregel heeft de Hoge Raad eerder uitgewerkt in de novemberarresten (HR 29 november 2002, NJ 2004,304 en HR 29 november 2002, NJ 2004/305). Daaruit volgt dat de omkeringsregel een op de redelijkheid en billijkheid gebaseerde uitzondering vormt op de hoofdregel van artikel 150 Rv. Daarin is opgenomen dat de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, ook de bewijslast van deze feiten of rechten draagt, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit. Uit de rechtspraak kan worden opgemaakt dat de omkeringsregel uitsluitend betrekking heeft op het condicio sine qua non verband tussen de aansprakelijkheidvestigende gebeurtenis en het ontstaan van de schade. Hier is tegenbewijs mogelijk. Voor het toepassingsbereik van de omkeringsregel, zie ook VAST 2022 / N-028.

In zijn arrest geeft het hof aan van belang te achten dat de organisatie van de wedstrijd bepaalde zones (waaronder de zone van de papegaaienhouder) heeft aangewezen waar alleen op een specifieke hoogte overheen mocht worden gevaren. Voorts geeft het hof aan dat vaststaat dat de ballonvaarder te laag door de zone is gevlogen waarin ook het perceel van de papegaaienhouder zich bevindt. Over het causaal verband oordeelt het hof vervolgens dat de ballonvaarder door te handelen in strijd met het verbod van de wedstrijdleiding om op een hoogte lager dan 1.000 voet (ongeveer 305 meter) door een prohibited zone te varen, naar het oordeel van het hof jegens de papegaaienhouder heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, aangezien de door de ballonvaarder geschonden norm specifiek was ingesteld om de belangen van de papegaaienhouder te beschermen.  En voorts oordeelt het hof dat het verbod, en daarmee dus de door de ballonvaarder geschonden norm, er mede toe strekte te voorkomen dat er door te laag overvarende ballonnen letsel zou worden toegebracht aan de papegaaien van de papegaaienhouder. Daarmee strekt de norm volgens het hof ter voorkoming van een specifiek gevaar. Nu de papegaaien daadwerkelijk zijn overleden, heeft het gevaar waartegen de geschonden norm bescherming beoogde te bieden, zich verwezenlijkt als gevolg waarvan met de toepassing van de omkeringsregel het causaal verband kan worden aangenomen, tenzij tegenbewijs wordt geleverd, aldus het hof.

Dat laatste heeft de ballonvaarder in deze procedure ook geprobeerd. Zo heeft de ballonvaarder aangevoerd dat niet met zekerheid zou zijn komen vast te staan wat de doodsoorzaak van de papegaaien is geweest. Ter onderbouwing daarvan heeft hij aangevoerd dat er andere redenen zouden kunnen zijn waarom de papegaaien zijn doodgegaan. Het hof heeft ten aanzien hiervan overwogen dat uitsluitend het noemen van mogelijke doodsoorzaken onvoldoende is om tegenbewijs te leveren. De ballonvaarder had aannemelijk moeten maken dat sprake is van andere concrete feiten die zich daadwerkelijk hebben voorgedaan én die tot de dood van de papegaaien hadden kunnen leiden. De ballonvaarder heeft naar het oordeel van het hof dan ook onvoldoende ontzenuwd dat het overvliegen van de ballon en de daardoor veroorzaakte schrikreactie de oorzaak is van het overlijden.

In het licht van de aansprakelijkheid van de ballonvaarder jegens de papegaaienhouder acht het hof nog van belang te benoemen dat de vordering is gebaseerd op artikel 6:99 BW. Daarin is opgenomen dat indien de schade het gevolg kan zijn van twee of meer gebeurtenissen voor elk waarvan een andere persoon aansprakelijk is, en staat vast dat de schade door ten minste één van deze gebeurtenissen is ontstaan, de verplichting om de schade te vergoeden dan de rust op ieder van deze personen, tenzij hij (de gedaagde) bewijst dat deze niet het gevolg is van een gebeurtenis waarvoor hijzelf aansprakelijk is. Nu in hoger beroep tussen partijen is komen vast te staan dat het overlijden van de papegaaien het gevolg is van een schrikreactie naar aanleiding van een op die dag overvliegende ballon en bovendien vast staat dat het overlijden in ieder geval kan zijn veroorzaakt door het te lage overvliegen door de ballonvaarder, is voldaan aan de voorwaarden van artikel 6:99 BW en op grond daarvan zijn aansprakelijkheid jegens de papegaaienhouder gegeven.

Meer weten? Neem dan contact op met Eveline Bakker

Ook gepubliceerd bij vast-online onder VAST 2022/B-037