
Franchisegever niet verplicht om vestigingsplaatsonderzoek te doen
Wederom een prognose geschil tussen een franchisegever en franchisenemer in de gepubliceerde uitspraken op www.rechtspraak.nl. Ditmaal een uitspraak van het gerechtshof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2016:2363 – klik hier voor het arrest) waarin het hof bepaalt dat een franchisegever weliswaar correcte gegevens moet verstrekken aan een kandidaat-franchisenemer, maar niet zonder meer verplicht is een vestigingsplaatsonderzoek te doen naar een vestigingspunt.
In de betreffende kwestie sloot een (kandidaat-)franchisenemer een franchiseovereenkomst met de franchisegever van de ‘MeerMarkt’ franchise formule. Voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst werd door de franchisegever een exploitatieprognose verstrekt, die niet gebaseerd was op een vestigingsplaatsonderzoek, maar op ervaringscijfers. Een 20-tal weken nadat partijen de samenwerking zijn gestart, werd de ‘MeerMarkt’ formule overgedragen aan SPAR en is de betreffende supermarkt omgebouwd naar de ‘SPAR’ formule.
De daadwerkelijk door de franchisenemer gemaakte kosten bleken uiteindelijk hoger te zijn en de daadwerkelijk behaalde omzetten bleken lager te zijn dan de franchisegever voorafgaand aan het sluiten van de eerdere overeenkomsten had geprognosticeerd. Aldus de franchisenemer had de franchisegever ten onrechte nagelaten een vestigingsplaatsonderzoek ter plaatse te doen. De franchisenemer meende dat de prognoses ondeugdelijk waren en beriep zich op dwaling.
Ten onrechte, aldus het hof. Een franchisegever moet weliswaar correcte gegevens verschaffen aan een (kandidaat-)franchisenemer, maar is – behoudens specifieke omstandigheden – niet zonder meer gehouden een vestigingsplaatsonderzoek uit te voeren. Had de franchisenemer toch een vestigingsplaatsonderzoek gewenst ten tijde van het tekenen van de franchiseovereenkomst, dan had het op zijn weg gelegen om daarom te vragen. Verder meent het hof dat niet vast is komen te staan dat de prognose (aanzienlijke) fouten bevat. Van een onjuiste voorstelling van zaken aan de kant van de franchisenemer blijkt geen sprake te zijn, waarbij het hof ook waarde lijkt toe te kennen aan het feit dat de betreffende franchisenemer werd bijgestaan door een retail specialist.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]
Ook interessant?

