Uit onderzoek volgt namelijk dat door minder gas te winnen het risico op aardbevingen vermindert. Bij het bepalen van het maximale winningsniveau had de minister geen goede verklaring waarom uitgegaan is van een relatief koud jaar. De ABRvS bepaalt daardoor bij wijze van voorlopige voorziening dat het maximale winningsniveau in beginsel gelijk is aan het benodigde gas voor een qua temperatuur gemiddeld jaar. Tevens mag er voorlopig in en rondom Loppersum geen gas worden gewonnen, omdat daar het aardbevingsrisico het grootst is.

Een aantal ingediende beroepsgronden in bovengenoemde procedure zag specifiek op de in het gaswinningsgebied gelegen monumenten. De appellanten stelden op dit punt voornamelijk dat de NAM door de gaswinning in strijd met artikel 11, lid 1, van de Monumentenwet 1988, dan wel zonder een krachtens artikel 2.1, lid 1, onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vereiste vergunning, monumenten zou beschadigen. In deze artikelen is respectievelijk voorgeschreven dat het verboden is beschermde monumenten te beschadigen en zonder vergunning activiteiten aan een monument te verrichten die het monument kunnen aantasten. Appellanten stellen in dit verband met een verwijzing naar de uitspraak van de ABRvS van 28 april 2010, dat deze artikelen ook van toepassing zijn op handelingen buiten het monument, zoals gaswinning.
Vaststaat dat de minister in het kader van de instemming met het winningsplan geen specifiek onderzoek heeft gedaan naar de effecten van aardbevingen op monumenten. Wel is duidelijk dat de monumenten schade kunnen oplopen. De ABRvS overweegt dat dit risico bij de instemming met het winningsplan dient te worden meegewogen.

Anders dan appellanten betogen, dienen de genoemde artikelen volgens de ABRvS echter niet zo strikt te worden uitgelegd. Artikel 11, lid 1, Monumentenwet 1988 heeft naar tekst en strekking betrekking op het doelbewust beschadigen of vernielen van een concreet monument. De parlementaire geschiedenis geeft ook geen aanknopingspunten om dit artikel zo extensief uit te leggen, dat het uitvoeren van economische activiteiten die het risico inhouden dat onbedoelde en nog niet op voorhand vast te stellen schade kan ontstaan aan monumenten, verboden zou zijn. De gaswinning door de NAM is verder als zodanig ook geen activiteit die gericht is op het slopen of verstoren van een monument. Er bestaat voor de minister op grond hiervan dus geen verplichting om vanwege het risico op schade aan monumenten af te zien van instemming met het winningsplan.
Er zijn in het instemmingsbesluit wel maatregelen getroffen door een versterkingsoperatie te regelen. Met de provincie en gemeenten heeft de minister specifiek met het oog op monumenten bovendien een akkoord gesloten over herstel en preventie inzake cultureel erfgoed. Hierbij zullen ook verschillende private partijen worden betrokken. De ABRvS constateert ten slotte dan ook dat de minister in zijn afweging het monumentenbelang heeft betrokken.

De aanwezigheid van monumenten moet kortom in voorkomende gevallen in de belangenafweging worden meegenomen. Preventieve maatregelen met betrekking tot cultureel erfgoed zijn dan aan te bevelen. Economische activiteiten, zoals gaswinning, die niet doelbewust gericht zijn op het beschadigen, vernielen, slopen of verstoren van een concreet monument, zijn echter op grond van de verbodsbepalingen in de Monumentenwet 1988 en Wabo niet bij voorbaat verboden.

Vragen?

Heeft u vragen over het monumentrecht, neemt u contact op met Arjen van Rijn, Partner & advocaat Vastgoed,