Een van de concurrenten, AVR Afvalverwerking, meende dat deze overheidsopdrachten aanbestedingsplichtig waren en heeft daarom verzocht de gesloten overeenkomst te beëindigen en alsnog een aanbestedingsprocedure te organiseren. De gemeenten beriepen zich op een uitzonderingsbepaling (artikel 2.24 aanhef en sub a juncto artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012). Deze uitzonderingsbepaling bepaalt dat de aanbestedingsregels niet gelden als een opdracht wordt gegund aan een andere aanbestedende dienst of een samenwerkingsverband op basis van een uitsluitend recht dat aan die andere aanbestedende dienst of samenwerkingsverband is verleend.

De rechtbank overweegt dat deze nationale regelgeving richtlijnconform moet worden geïnterpreteerd. In casu conform artikel 18 richtlijn 2004/18/EG. Deze bepaling schrijft voor dat het uitsluitend recht moet worden genoten “uit hoofde van bekendgemaakte wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen”. De uitzonderingsbepaling geldt dus alleen als aan de deze voorwaarde wordt voldaan.

De rechtbank oordeelt dat het begrip “bepalingen” ziet op algemeen verbindende voorschriften. In deze zaak waren de besluiten echter niet algemeen verbindend. Het waren slechts interne besluiten van de colleges van B&W. Deze besluiten dienden slechts ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling. Voorts zijn de besluiten vooraf niet publiekelijk aangekondigd. Na het nemen van de besluiten zijn deze uitsluitend op de gemeentelijke websites gepubliceerd ondanks dat die besluiten naar mening van de gemeenten niet vatbaar waren voor bezwaar en beroep.

Naar het oordeel van de rechtbank hadden de overheidsopdrachten in beginsel qua aard en geraamde waarde aanbesteed moeten worden. De genomen besluiten kwalificeren niet als zijnde genomen “uit hoofde van bekendgemaakte wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen” (conform art. 18 richtlijn 2004/18/EG) en daarom is ook niet voldaan aan de uitzonderingsbepaling op de aanbestedingsplicht zoals opgenomen in artikel 2.24 sub a juncto artikel 1.1 van de aanbestedingswet 2012. De opdrachten hadden dus moeten worden aanbesteed.

Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van AVR Afvalverwerking wordt toegewezen: de opdracht was aanbestedingsplichtig en de overeenkomsten worden vernietigd.

Vragen?

Heeft u vragen over de afvalwerking, neemt u dan contact op met Menno de Wijs,