Advocaten en notariaat in Leiden en Den Haag
Menu
Franchiserecht

Voorbereidende handelingen toegestaan bij aflopen contractueel non-concurrentiebeding

10 juni 2015 - 2 minuten leestijd

Zoals al vaker opgemerkt in deze blogs, is het non-concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst gemeengoed bij de meeste franchiseformules en franchiseovereenkomsten. Vaak is er dan sprake van een contractueel non-concurrentiebeding, op grond waarvan concurrerende activiteiten tijdens de franchise verboden zijn, en/of een postcontractueel non-concurrentiebeding, op grond waarvan concurrerende activiteiten voor een bepaalde periode na de franchise verboden zijn.

In een recente kwestie bij de rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2015:3715 – lees het vonnis hier) hadden een franchisegever en haar franchisenemer kennelijk enkel een contractueel non-concurrentiebeding afgesproken. Op grond daarvan was het de franchisenemer verboden om gedurende de looptijd van de franchiseovereenkomst op enigerlei wijze betrokken te zijn bij enige onderneming die gelijk(soortig) was, of concurrerend, met de formule en haar franchisenemers. Deze overeenkomst liep tot 20 juni 2014.

Reeds in mei 2014 werd door de franchisenemer via diverse (pers-)berichten aangekondigd dat hij zich per 1 juli 2014 zou aansluiten bij een nieuw opgerichte concurrerende winkelformule. Aldus de franchisegever overtrad de (ex-)franchisenemer het non-concurrentiebeding, onder andere door al (handels-)namen te laten registreren hiervoor, in te kopen bij een bepaalde leverancier van goederen, alsmede het oprichten van websites, Twitter- en Facebookaccounts, et cetera, voor de nieuwe onderneming. Kortom, door wel degelijk al betrokken te zijn bij een concurrerende onderneming. De franchisenemer was zich echter van geen kwaad bewust: hij had alleen voorbereidende handelingen verricht teneinde na het einde van de looptijd van het non-concurrentiebeding de winkel(s) verder te kunnen exploiteren onder een andere naam.

Aldus de rechter heeft de (ex-)franchisenemer gelijk: de uitgevoerde handelingen betreffen niet daadwerkelijke concurrerende activiteiten, maar slechts voorbereidende handelingen. Van belang daarbij was (kennelijk) wel dat de (ex-)franchisenemer naar tevredenheid van de franchisegever had gefunctioneerd. Hoewel deze uitspraak op zich begrijpelijk te noemen is, kan deze lijn toch de nodige (rechts-)onzekerheid met zich meebrengen voor zowel de franchisegever als de franchisenemer. De scheidslijn tussen louter ‘voorbereidende handelingen’ en daadwerkelijke concurrerende activiteiten kan soms (zeer) vaag zijn. Hoe lang van tevoren mag, bijvoorbeeld, een franchisenemer beginnen met dergelijke voorbereidende handelingen? En heeft de franchisegever er geen belang bij dat een franchisenemer tot het einde gefocust blijkt op de franchise in plaats van zich al (teveel) te richten op de toekomst? Ook is het de vraag in hoeverre het gewenst is dat de door de franchisegever overgedragen kennis en know how gebruikt kunnen worden voor dergelijke voorbereidende handelingen. Een keiharde datum als scheidslijn is dan ook duidelijker voor partijen.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, m.dewijs@declercq.com

Ook interessant?