
Franchisegever verrekent ten onrechte en moet boete betalen
In overeenkomsten, ook franchiseovereenkomsten, wordt regelmatig gebruik gemaakt van een zogenaamd boetebeding. Hiermee wordt elk beding bedoeld in een contract op grond waarvan één van de contractspartijen (veelal) een geldboete moet betalen als hij niet aan zijn verplichtingen jegens de andere contractspartij voldoet. De geldboete is dan, onder meer, bedoeld als prikkel om het contract deugdelijk na te komen.
In een recente kwestie hadden de franchisegever en een franchisenemer van een supermarktformule via een beëindigingsovereenkomst afspraken met elkaar gemaakt in het kader van de afwikkeling van de samenwerking. Eén van die afspraken was dat de franchisenemer zijn supermarkt na het einde van de samenwerking zou opleveren en daarvoor een bedrag van € 200.000 zou ontvangen van de franchisegever. Verder spraken partijen af dat, als één van partijen niet (volledig) zou voldoen aan de bepalingen van de beëindigingsovereenkomst, de ander aanspraak zou kunnen maken op een onmiddellijk opeisbare contractuele boete van € 100.000, alsmede een bedrag van € 1.000 per dag dat de overtreding zou voortduren.
Hoewel er in een eerder concept van de beëindigingsovereenkomst nog een bepaling was opgenomen dat de franchisegever een vordering van € 24.092 zou hebben op de franchisenemer, is deze bepaling na overleg tussen partijen verwijderd. De franchisenemer betwistte namelijk uitdrukkelijk iets aan de franchisegever verschuldigd te zijn. Desalniettemin verrekende de franchisegever na oplevering van de supermarkt alsnog het bedrag van € 24.092 met de door haar te betalen € 200.000. In de daarop volgende gerechtelijke procedure bij de rechtbank te Oost-Brabant (lees het volledige vonnis hier) maakt de (inmiddels ex-)franchisenemer, onder andere, aanspraak op het hiervoor genoemde boetebeding en vordert hij een bedrag van € 410.000.
Aldus de rechtbank had de franchisegever niet zomaar het bedrag van € 24.092 mogen inhouden op haar betaling nu de (ex-)franchisenemer uitdrukkelijk bezwaar had gemaakt tegen de bepaling waarin deze post was genoemd. Doordat deze bepaling is geschrapt met wederzijds goedvinden, heeft de (ex-)franchisenemer mogen afleiden dat de franchisegever afzag van deze vordering. Verder wordt de franchisegever door de rechter veroordeeld tot betaling van een boete van € 82.000. Hoewel er vijf keer zo veel is gevorderd door de (ex-)franchisenemer op grond van het contract ziet de rechter voldoende aanleiding om de boete te matigen. Zo neemt de rechter in overweging dat de franchisegever nagenoeg aan al haar verplichtingen heeft voldaan. De niet-betaling van het bedrag van € 24.092 is slechts een klein gedeelte van haar verplichtingen jegens de (ex-)franchisenemer. Ook is niet gebleken dat de (ex-)franchisenemer veel schade heeft geleden ten gevolge van de verrekening.
Ondanks deze (forse) matiging blijft er dus een forse boete over. Het was in dit geval – in ieder geval kostentechnisch gezien – dan ook verstandiger geweest als de franchisegever de verrekening niet had toegepast. Het leert wel dat het altijd verstandig is om de reikwijdte van een boetebeding in een contract goed in de gaten te houden.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]
Ook interessant?

