Advocaten en notariaat in Leiden en Den Haag
Menu
Franchiserecht

Ex-franchisenemer graaft eigen graf door non-concurrentiebeding te overtreden

31 maart 2015 - 2 minuten leestijd

Postcontractuele non-concurrentiebedingen in een franchiseovereenkomst verbieden een franchisenemer om – na het einde van de franchiseovereenkomst – gedurende een bepaalde periode, in een bepaald gebied, bepaalde (concurrerende) activiteiten te ontplooien. Soms worden er door de (ex-)franchisenemer echter trucs bedacht om onder de werking van een dergelijk non-concurrentiebeding uit te komen, bijvoorbeeld door het oprichten van nieuwe besloten vennootschappen.

Zo ook in een recente kwestie bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland (lees het vonnis hier). Oorspronkelijk had in deze kwestie de franchisegever gecontracteerd met een natuurlijk persoon als franchisenemer. In de tweede termijn van de franchise samenwerking werd er echter door de franchisegever gecontracteerd met door de oorspronkelijke franchisenemer opgerichte besloten vennootschappen. Deze vennootschappen werden dus de franchisenemers. De oorspronkelijke franchisenemer (natuurlijke persoon) werd de bestuurder van deze vennootschappen.

Op enig moment kwamen de franchiseovereenkomsten tussen de franchisenemers (vennootschappen) en de franchisegever te eindigen. De oorspronkelijke franchisenemer (natuurlijk persoon) trad een dag later in dienst bij een met de franchiseformule concurrerende onderneming als commercieel directeur. Deze concurrerende onderneming had klaarblijkelijk nauwe banden met de oorspronkelijke franchisenemer, alsmede de opvolgende franchisenemers. Zo gebruikte de concurrerende onderneming precies dezelfde website als de franchisenemers. Verder bleek uit de registers van de Kamer van Koophandel dat één van de handelsnamen van de concurrerende onderneming verwees naar de naam van de oorspronkelijke franchisenemer (natuurlijke persoon). Vier ex-werknemers van de franchisenemers waren kort na het einde van de franchise in dienst getreden van de concurrerende onderneming.

Aldus de franchisegever had de oorspronkelijke franchisenemer gewoon een constructies bedacht om het non-concurrentiebeding te kunnen omzeilen, waarbij hij feitelijk op de achtergrond betrokken zou blijven. De franchisenemers betwistten echter dat er sprake was van enige overtreding: de besloten vennootschappen hadden alle activiteiten gestaakt en enkel de concurrerende onderneming ontplooide nog activiteiten, doch dat mocht op grond van de franchiseovereenkomst.

De rechter merkt in zijn vonnis op dat de (laatste) franchiseovereenkomsten gesloten zijn met de besloten vennootschappen, zodat alleen deze rechtspersonen contractueel aan het non-concurrentbeding zijn gebonden. De oorspronkelijke franchisenemer (natuurlijk persoon) valt in principe buiten die contractuele afspraken. Wel meent de rechter dat – gezien de omstandigheden – de oorspronkelijke franchisenemer onrechtmatig heeft gehandeld jegens de franchisegever door concurrerende activiteiten te (laten) ontplooien. Dit mede gezien de nauwe betrokkenheid van deze persoon, alsmede het feit dat hij eerder feitelijk, via de besloten vennootschappen, de franchiseformule van de franchisegever exploiteerde.

Hoewel het in deze kwestie goed is afgelopen voor de franchisegever, is het duidelijk dat franchisegevers er verstandig aan doen om – als de franchisenemer een besloten vennootschap is – duidelijk in de franchiseovereenkomst op te nemen dat de feitelijke bestuurder (natuurlijke persoon) eveneens gebonden is aan de verplichtingen van de franchiseovereenkomst. Een natuurlijk persoon kan zich dan minder gemakkelijk verschuilen achter een besloten vennootschap, zoals in onderhavige kwestie geprobeerd is.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]

Ook interessant?