Advocaten en notariaat in Leiden en Den Haag
Menu
Franchiserecht

Franchisegever zegt franchiseovereenkomst op…Terecht?

23 maart 2015 - 2 minuten leestijd

Vaak wordt er in deze blogs geschreven over geschillen tussen franchisegevers en franchisenemers. Uiteraard kunnen er ook geschillen tussen de franchisenemers onderling ontstaan, bijvoorbeeld als de ene franchisenemer inbreuk maakt op het exclusieve rayon van een collega franchisenemer, dan wel dat een franchisenemer een collega franchisenemer publiekelijk probeert zwart te maken.

Zie in dat kader ook een eerdere zaak (lees het vonnis hier) waarbij de ene franchisenemer kennelijk flyers uitdeelde voor de vestiging van een andere franchisenemer en de kwaliteit van diens producten als “inferieur” bestempelde.

In de kwestie die hier besproken zal worden (lees het arrest hier) was sprake van geschil tussen een franchisegever en franchisenemer die teruggevoerd kan worden naar een geschil tussen franchisenemers onderling. Een C-1000 franchisenemer werd op enig moment – door de overname van de C-1000 franchiseformule door Jumbo in 2012 – franchisenemer van Jumbo. Een reeds bestaande Jumbo franchisenemer in de buurt verloor daardoor kennelijk aanzienlijke omzet. Om het omzetverlies te kunnen beperken, adverteerde de bestaande franchisenemer in een weekblad, waarbij onder andere de (lagere) verkoopprijzen van de bestaande franchisenemer werden vergeleken met die van de andere (nieuwe) Jumbo ondernemer. In een branchevakblad benoemde de bestaande franchisenemer verder de concurrentie en prijzenoorlog met zijn collega.

Op enig moment heeft de franchisegever (Jumbo Supermarkten) de franchiseovereenkomst opgezegd c.q. ontbonden met de bestaande franchisenemer op grond van een structurele “mismatch” tussen de werkwijze en kernwaarden tussen franchisegever en franchisenemer, alsmede op grond van toerekenbare tekortkomingen. Op grond van de franchiseovereenkomst was de bestaande franchisenemer vervolgens gehouden om zijn supermarkt te koop aan te bieden aan de franchisegever, hetgeen de franchisenemer echter niet deed. Hij betwiste de rechtsgeldigheid van de opzegging c.q. ontbinding.

In eerste aanleg vorderde de franchisegever in kort geding dat de (gewezen) franchisenemer alsnog zijn supermarkt aan franchisegever te koop zou aanbieden en de exploitatie zou staken, maar daarin ging de rechter niet mee. Ook in hoger beroep werd het verzoek van de franchisegever niet gevolgd, omdat de franchisenemer (aldus het gerechtshof) een zwaarwegend belang heeft bij de afwijzing van de vordering. Als de franchisenemer gedwongen moet worden om de exploitatie te staken en de supermarkt aan te bieden, dan heeft dat ingrijpende gevolgen voor de franchisenemer, waaronder een verlies aan inkomsten. Daarnaast merkt het hof op dat een toewijzing van de vordering onomkeerbare gevolgen zou hebben. De belangen van de franchisegever worden dan ook te licht bevonden door de rechter. Ook acht de rechter het belangrijk dat er reeds sprake is van een bodemprocedure, zodat er volgens het hof niet is gebleken dat de franchisegever niet op de uitkomst daarop zou kunnen wachten.

Het blijft dus nog even spannend voor de franchisenemer en de franchisegever in hoeverre de ontbinding c.q. opzegging doel heeft getroffen. Voorshands worden daar in ieder geval geen consequenties aan verbonden. De bodemzaak zal daar meer duidelijkheid over moeten bieden.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]

Ook interessant?