De centrale vraag in de onderhavige casus was of de zichtlijn van een bepaalde weg op een landgoed tot de monumentale waarde van het als beschermd monument aangewezen landgoed behoort. De vraag speelde omdat het college van B&W een omgevingsvergunning heeft verleend voor het aanleggen van een groenstrook op dit landgoed. De groenstrook zou deze zichtlijn kennelijk verstoren.

De tegenstanders wisten in eerste aanleg de rechtbank ervan te overtuigen dat deze zichtlijn inderdaad aangemerkt moet worden als een monumentale waarde. Door dit niet mee te nemen in de vergunningverlening, wordt geoordeeld dat de omgevingsvergunning onzorgvuldig is voorbereid.

De rechtbank ging wellicht af op het rapport dat de tegenstanders in de procedure hadden gebracht. Hierin wordt de monumentale waarde van de zichtlijn afgeleid uit de redengevende omschrijving. De parkaanleg is namelijk een voorbeeld van de Engelse landschapsstijl. Hierbij is tevens aangegeven dat het agrarische perceel, waarop de groenstrook wordt aangelegd, als blikveld een belangrijke rol speelt in de ruimtelijke opbouw van de parkaanleg.

De ABRvS vernietigt echter dit oordeel van de rechtbank. De ABRvS leest de redengevende omschrijving meer rigide. Het zicht van de weg wordt niet uitdrukkelijk vermeld in de omschrijving. De weg zelf maakt ook geen deel uit van het beschermde complex, waar het landgoed onderdeel van is. Er is dan ook geen aanleiding om de zichtlijn toch als monumentale waarde aan te merken. Dat er in de omschrijving een verband wordt gelegd tussen het agrarische perceel en de parkaanleg, betekent volgens de ABRvS ten slotte ook niet dat de zichtlijn een monumentale waarde toekomt. De redengevende omschrijving mag kortom niet ruim worden geïnterpreteerd. De tekstuele uitleg is leidend.

Heeft u vragen over deze blog, Neemt u dan contact op met Arjen van Rijn, Partner & Advocaat Vastgoed.