
Het financieringsvoorbehoud: ook nuttig bij franchise
Om een (franchise) onderneming te kunnen exploiteren, heeft de (kandidaat-)franchisenemer geld nodig. Hoeveel geld precies, hangt af van welke franchiseformule het betreft, maar vaak zal het geld uiteindelijk worden verstrekt door een bank via een financiering. Een bank zal doorgaans alleen een financiering willen verstrekken als de franchisenemer ook een ondernemingsplan opstelt. In dat ondernemingsplan zal een exploitatieprognose zijn opgenomen, waarin staat voorspeld wat de mogelijkheden qua omzet en resultaat kunnen zijn als de franchise inderdaad wordt gestart door de (kandidaat-)franchisenemer.
Het komt regelmatig voor dat een franchisenemer, voordat hij (definitief) akkoord verkrijgt van de bank op zijn verzoek om financiering, al contractuele verplichtingen aangaat met derden. Vaak omdat de betrokken partijen er vertrouwen in hebben ‘dat het wel goed komt’. Denk daarbij aan het sluiten van de franchiseovereenkomst met de franchisegever of het sluiten van een huurovereenkomst terzake van het bedrijfspand. Verkrijgt de franchisenemer vervolgens geen financiering van de bank, dan kan een vervelende situatie ontstaan; de franchisenemer moet in beginsel gewoon voornoemde overeenkomst(en) nakomen, maar zal – door het ontbreken van de benodigde financiering – daar (zeer) lastig toe in staat zijn. Ook bestaat er uiteraard geen enkele noodzaak bedrijfsruimte te huren als er geen bedrijf wordt geëxploiteerd.
In principe zou de franchisenemer in dat geval kunnen proberen een beroep te doen op de redelijkheid en billijkheid om onder deze contracten ‘uit’ te komen. De vraag die dan echter gesteld kan worden, is in hoeverre het al dan niet verkrijgen van een financiering voor risico van de franchisenemer dient te blijven. Die onzekerheid maakt dat de (kandidaat-)franchisenemer er verstandig aan doet, voordat hij daadwerkelijk een financiering heeft verkregen, om een financieringsvoorbehoud in de overeenkomsten op te laten nemen die hij met derden sluit. Dit is een contractueel beding dat de – in dit geval – franchisenemer de mogelijkheid geeft de overeenkomst te ontbinden op het moment dat hij geen financiering krijgt. Een dergelijke beding is bij het grote publiek met name bekend in het kader van de koop van woningen, maar dergelijke bedingen kunnen ook bij andere overeenkomsten worden toegepast, zoals in dit geval een franchise- of huurovereenkomst. Van deze mogelijkheid wordt echter niet bij alle formules gebruik gemaakt.
Het financieringsvoorbehoud legt een zogenaamde inspanningsverplichting op de franchisenemer. Die inspanningsverplichting houdt in dat de franchisenemer een redelijke inspanning moet doen om de benodigde financiering te verkrijgen. Hij kan dus niet een te afwachtende houding aannemen. Om deze (globale) inspanningsverplichting verder in te ‘kleuren’ zullen in het financieringsvoorbehoud zelf nadere voorwaarden opgenomen kunnen worden waar de – in dit geval – franchisenemer in ieder geval aan dient te voldoen. Zo zal er een termijn opgenomen kunnen worden waarbinnen de franchisenemer een beroep kan doen op het beding. Soms is ook bepaald dat de franchisenemer een aantal schriftelijke afwijzers moet overleggen om een beroep te kunnen doen op het voorbehoud. Wordt er niets concreets in het financieringsvoorbehoud opgenomen over de voorwaarden waaraan de franchisenemer dient te voldoen, dan geldt een ruime bevoegdheid om het beding in te roepen.
Verkrijgt de (kandidaat-)franchisenemer geen financiering en doet hij vervolgens een rechtsgeldig beroep op het financieringsvoorbehoud, dan worden de overeenkomsten waar het voorbehoud op toeziet ontbonden verklaard. Partijen dienen dan alle reeds verrichte handelingen ongedaan te maken. Hierdoor kan voorkomen worden dat een franchisenemer tegen zijn wil wordt gehouden aan overeenkomsten die hij redelijkerwijs – bij gebrek aan geld – niet kan nakomen. Het is voor een startende franchisenemer, die nog geen financiering heeft verkregen, dus verstandig om een dergelijk financieringsvoorbehoud met zijn contractspartijen af te spreken, omdat het meer zekerheid biedt dan de weg van de redelijkheid en billijkheid. Een juiste formulering van het beding is daarbij dan wel van doorslaggevend belang.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]
Ook interessant?

