De franchisenemer confronteerde haar vervolgens met deze beelden en met het vermoeden dat zij al geruime tijd geld wegnam uit de kassa. In dat gesprek erkende de medewerkster dat zij gedurende anderhalf jaar ongeveer € 400, – per week had verduisterd uit de kassa’s van de franchisenemer. In het gesprek werd door de franchisenemer aan de medewerkster een brief voorgelegd waarin was opgenomen dat zij akkoord ging met de directe opzegging van haar dienstverband. Ook was in de brief opgenomen dat de medewerkster een bedrag van € 31.000,- in maandelijkse termijnen van € 300,- terug zou betalen. Deze brief werd door de medewerkster voor akkoord ondertekend. Kort daarna werd door de franchisenemer eveneens aangifte van diefstal gedaan. Tijdens het verhoor bij de politie, bevestigde de medewerkster haar eerdere verklaring, zoals afgelegd bij de franchisenemer.

De (ontslagen) medewerkster voldeed vervolgens niet aan haar terugbetalingsverplichting. Begin 2013 berichtte de medewerkster aan de franchisenemer dat zij de eerder overeengekomen betalingsregeling niet kon nakomen in verband met geldproblemen. Een maand later stuurde de medewerkster vervolgens nog een brief waarin stond dat zij kennelijk toch niet zoveel geld had weggenomen als zij een jaar eerder had verklaard. Omdat de medewerkster verder niets meer betaalde, begon de franchisenemer een procedure bij de rechtbank om de rest van het gestolen geld terug te krijgen.

Omdat de medewerkster had erkend dat zij geld uit de kassa’s had verduisterd, stond in de procedure vast dat zij schade had toegebracht aan de franchisenemer en daarmee een dringende reden om het dienstverband te beëindigen. Volgens de rechter stond echter niet vast dat er inderdaad € 31.000, – zou zijn weggenomen. Volgens de rechter is er sprake geweest van misbruik van omstandigheden aan de zijde van de franchisenemer, omdat de medewerkster begin 2012 volledig onvoorbereid deel nam aan het gesprek over de verduistering. De medewerkster was van te voren niet op de hoogte gesteld van (de inhoud van) het gesprek. Bij dat gesprek waren bovendien aan de zijde van de franchisenemer drie personen aanwezig, terwijl de medewerkster alleen was, zodat sprake was van een ongelijkwaardige verhouding. De kantonrechter oordeelde dat de franchisenemer daarmee (wellicht onbedoeld) druk op de medewerkster heeft uitgeoefend, waardoor zij een voor haar zeer nadelige beslissing genomen heeft door de brief te ondertekenen. Dat het gesprek enkele malen is stilgelegd om de medewerkster de mogelijkheid te geven na te denken over de juistheid van haar verklaringen, doet hier niets aan af volgens de rechter. De rechter meent verder dat de medewerkster de verklaring niet zou hebben ondertekend als zij eerst de tijd zou hebben gehad om voorbereidingen te treffen of deskundig advies in te winnen.

Door de vernietiging van de verklaring van de medewerkster, is geen sprake meer van een rechtsgeldige verklaring over de omvang van de schade. Dit doet overigens niet af aan de bekentenis tot het plegen van de verduistering. Ondanks de verklaring van een jaar eerder moet de franchisenemer nu (alsnog) aan de hand van schriftelijke stukken, andere gegevens of getuigenverhoren, bewijzen dat er inderdaad € 31.000, – zou zijn weggenomen. Voorgaande kwestie toont weer eens aan dat er bij (vermoedens van) diefstal of verduistering door een medewerker voorzichtig en gedegen te werk moet worden gegaan door de werkgever. Een schuldbekentenis, voor wat betreft de omvang van de schade, kan na een vernietiging van de rechter niets meer waard zijn. Een deugdelijke voorbereiding op het gesprek en het inwinnen van deskundig advies is van groot belang om (juridische) problematiek op een later moment te voorkomen.

Vragen?

Heeft u vragen over deze casus, neemt u dan contact op met Menno de wijs