Afspraken die in strijd zijn met het mededingingsrecht, zijn van rechtswege nietig. Daarnaast zijn de mededingingsautoriteiten bevoegd een boete op te leggen. Ook kan een gelaedeerde partij die als gevolg van de verboden afspraken schade heeft gelden, een procedure voor de civiele rechter aanspannen. Aangezien ten aanzien van bepaalde soorten overeenkomsten ervan uit wordt gegaan, dat de voordelen over het algemeen opwegen tegen de nadelen die de overeenkomsten voor de mededinging met zich brengen, heeft de Europese Commissie een aantal groepsvrijstellingen opgesteld. Waaronder de Groepsvrijstellingsverordening verticale overeenkomsten (Vo 330/2010, hierna te noemen “de Groepsvrijstelling”). Als een overeenkomst onder de Groepsvrijstelling valt, dan zijn de beperkende afspraken in die overeenkomst automatisch vrijgesteld van het verbod.

Om onder de Groepsvrijstelling te vallen, mag het marktaandeel van de betrokken partijen niet meer bedragen dan 30%. Voorts mag de overeenkomst geen afspraken bevatten die als zogenaamde “hardcore restrictie” worden aangemerkt.

De belangrijkste hardcore restricties zijn (o.a.), dat leveranciers geen vaste – of minimumprijs mogen opleggen aan de afnemers. Het noemen van maximum- of adviesprijzen is wel toegestaan zolang deze niet bindend worden opgelegd. Voorts is het niet toegestaan beperkingen ten aanzien passieve verkoop op te leggen. Het moet een afnemer vrijstaan een product aan te schaffen bij een andere distributeur dan binnen wiens “territorium” hij valt. Ten aanzien van een non-concurrentiebeding geldt, dat dit op grond van de Groepsvrijstelling slechts is vrijgesteld voor een maximale periode van vijf jaar. Na afloop van deze periode kan het beding weliswaar worden verlengd; dit dient echter expliciet te geschieden, een stilzwijgende verlenging is niet toegestaan.

Ten aanzien van verkoop via internet zijn een aantal speciale regels geformuleerd. Voorop staat, dat elke afnemer in beginsel het recht moet hebben om producten via internet te verkopen. Een afnemer mag dus bijvoorbeeld niet worden verplicht om in een ander (exclusief) gebied gevestigde klanten door te sturen naar de website van de producent of van andere afnemers. Een andere hardcore beperking is de bepaling, dat de afnemer transacties van klanten via internet moet afbreken zodra uit de creditcardgegevens blijkt dat hun adres niet binnen het (exclusieve) gebied van de afnemers valt. Voorts mogen geen beperkingen gesteld worden aan producten die via het internet worden verkocht, bijvoorbeeld doordat afnemers hogere prijzen dienen te berekenen voor producten die via het internet worden verkocht.

Door leveranciers mogen wel voorwaarden worden gesteld aan internetverkoop, zoals bijvoorbeeld door kwaliteitseisen te stellen en beperkingen op te leggen ten aanzien van het adverteren op het internet. Zeker in geval van selectieve distributiestelsels kunnen de voorwaarden die door leveranciers (mogen) worden gesteld talrijk  zijn. Bij een selectief distributiestelsel verkoopt de leverancier de contractgoederen of diensten slechts aan distributeurs die zijn geselecteerd op grond van vastgestelde criteria; daarbij mogen distributeurs de goederen of diensten niet verkopen aan niet-erkende distributeurs. De leverancier kan bijvoorbeeld verlangen dat zijn afnemers één of meer fysieke winkels hebben om lid te mogen zijn van het (selectieve) distributienetwerk.

Indien een verticale overeenkomst één of meer van de “hardcore” restricties bevat, dan valt de hele overeenkomst niet onder de vrijstelling. Het is dan ook van belang voor partijen bij verticale overeenkomsten duidelijk voor ogen te hebben, welke afspraken wel en welke niet zijn geoorloofd zodat van de mogelijkheden die door de Groepsvrijstelling worden geboden optimaal gebruik kan worden gemaakt.

Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met een van de specialisten van het team Ondernemingsrecht!