Deugdelijke ondersteuning en bijstand

Zoals bekend, is de verplichting van de franchisegever tot het verstrekken van deugdelijke ondersteuning en bijstand een belangrijke pijler van elke franchise samenwerking. Niet voor niets is de Europese Commissie van mening dat het verstrekken daarvan als wezenlijk onderdeel van franchise moet worden beschouwd. Een franchisenemer dient dan ook te allen tijde aanspraak te kunnen maken op deugdelijke ondersteuning en bijstand.

Beroep op deugdelijke ondersteuning en bijstand

In onderhavige kwestie is er door de franchisenemer een beroep gedaan op het ontbreken van deugdelijke bijstand en ondersteuning. Kennelijk was de franchisenemer zelfs van mening dat er “op geen enkele wijze” bijstand zou zijn verleend door de franchisegever. Dit is te kwalificeren als wanprestatie. In de visie van de franchisenemer zou de franchisegever daardoor in (schuldeisers)verzuim zijn komen te verkeren waardoor de ontbinding van de franchiseovereenkomst geen stand zou kunnen houden. De rechter te Amsterdam was echter van mening dat dit verweer niet opging, met name omdat de franchisenemer de franchisegever nimmer rechtsgeldig in gebreke had gesteld door een schriftelijke sommatie te sturen. De rechter kwam daardoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de (al dan niet) door de franchisegever verstrekte ondersteuning en bijstand.

Verschillende uitsrpaken

Door onder meer een schriftelijke ingebrekestelling als vereiste te stellen voor het vestigen van (schuldeisers)verzuim, volgt de rechtbank te Amsterdam dus niet een eerder vonnis van de rechtbank te Utrecht (zie onder andere dit artikel). In dat vonnis werd immers juist geoordeeld dat het verschaffen van deugdelijke ondersteuning en bijstand een zogenaamde ‘voortdurende’ verplichting van de franchisegever betreft. Wordt die verplichting niet deugdelijk nagekomen dan komt de franchisegever van rechtswege in verzuim te verkeren en is het niet nodig om nog een afzonderlijke schriftelijke sommatie te sturen aan de franchisegever. Zou de rechtbank te Amsterdam aansluiting hebben gezocht bij voornoemd vonnis van de rechtbank te Utrecht, dan zou er wellicht een andersluidend vonnis zijn gewezen. Vooralsnog is de praktijk dan ook dat een franchisenemer er zeer verstandig aan doet om schriftelijk te klagen op het moment dat hij van mening is dat hij onvoldoende ondersteuning en bijstand verkrijgt van de zijde van de franchisegever. De meeste rechters vinden een dergelijke sommatie immers noodzakelijk.

Vragen?

Heeft u vragen over de verplichtingen van een franchisegever, neemt u contact op met Menno de Wijs advocaat Ondernemingsrecht.