In een conflict tussen de gemeente Putten en een internetwinkel op een bedrijventerrein heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State recent geoordeeld dat de gemeente niet alleen terecht een einde heeft gemaakt aan de mogelijkheid ter plaatse goederen te bezichtigen en te kopen, maar ook aan de internetverkoop zelf.

Op veel bedrijventerreinen in Nederland is detailhandel verboden door dit expliciet in bestemmingsplannen te bepalen. Voor bedrijventerreinen die wel bestemd zijn voor perifere detailhandel geldt vaak de beperking dat detailhandel in grootschalige goederen wel, maar gewone detailhandel niet is toegestaan. Er is een aantal reguliere detailhandelaren dat aan deze gebruiksbeperkingen probeert te ontkomen door, bij wijze van ‘windowdressing’, een webwinkel te starten en zich met een magazijn op een bedrijventerrein te vestigen. Vervolgens wordt het magazijn opengesteld voor bezoekers en vindt kassaverkoop plaats, waardoor feitelijk weer sprake is van een gewone winkel. Bijkomend voordeel is dan dat de huur op bedrijventerreinen vaak lager is dan in winkelcentra. Als een gemeente vervolgens handhavend optreedt tegen dit soort zogenaamde webwinkels, dan is daar in de praktijk niet vaak iets tegen te doen.

Er is echter ook een toenemend aantal echte webwinkels dat magazijnen heeft op bedrijventerreinen. Vanuit die magazijnen vindt dan de distributie vanwege internetverkoop plaats. Ook voor deze echte webwinkels geldt dat openstelling voor het publiek en kassaverkoop een groot risico op handhavingsproblemen met de gemeente herbergt.

De Raad van State heeft de gemeente Putten echter niet alleen gelijk gegeven voor zover zij het openstellen van het magazijn en de kassaverkoop aanpakte, maar ook voor zover zij de hele internetverkoop zelf verbood. Ook die was in strijd met het bestemmingsplan, zo oordeelde de Afdeling.

Kortom: internetverkoop is gewone detailhandel. Deze uitspraak kan grote gevolgen hebben voor webwinkels op bedrijventerreinen, met name in die gevallen waarin hun magazijnen volgens het bestemmingsplan legaal aanwezig zijn, maar ook de internetverkoop van daaruit plaatsvindt. Denkbaar is dat in dergelijke gevallen voor twee locaties, met alle kosten van dien, moet worden gekozen: een locatie voor de internetverkoop en locatie voor het magazijn. In de lijn van de uitspraak voortredenerend is zelfs denkbaar dat het kantoor van waaruit de internetverkoop plaatsvindt weer als een winkel moet worden gezien die alleen gevestigd mag zijn in gebieden die voor reguliere detailhandel zijn bestemd. Traditionele winkelgebieden zouden dan niet langer alleen virtueel te maken hebben met de gevolgen van de groeiende internetverkoop, maar ook fysiek worden geconfronteerd met het bestaan van internetverkoopkantoren.

Om problemen te vermijden doen webwinkels, die magazijn en internetverkoop op één locatie willen concentreren, er dan ook goed aan zich op een plek te vestigen waar het bestemmingsplan daaraan niet in de weg staat. Voor het geval de plek ideaal is, maar het bestemmingsplan niet, is het raadzaam de gemeente tevoren om een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik te vragen.

Vragen?

Voor vagen kunt u terecht bij ons team IT, Privacy & Cybersecurity.