Advocaten en notariaat in Leiden en Den Haag
Menu
Franchiserecht

Aus der Reihe: Exploitatieprognoses!

13 oktober 2013 - 2 minuten leestijd

Onlangs is er een vonnis gewezen door de rechtbank te Amsterdam op het gebied van de alom bekende exploitatieprognose. In deze kwestie had de franchisegever, voor het sluiten van de franchiseovereenkomst, een document overgelegd aan een (kandidaat)franchisenemer. Aldus dit document, genaamd ‘concept marktverkenning’, zou er een mogelijkheid bestaan dat de (kandidaat)franchisenemer in het beoogde rayon een omzet van € 514.059 zou kunnen behalen.

Trouwe lezers van deze columns voelen uiteraard al aankomen wat er vervolgens gebeurde na het tekenen van de franchiseovereenkomst: de geprognosticeerde omzetten werden bij lange na niet behaald. De franchisenemer startte vervolgens een rechtszaak om een vergoeding te krijgen voor de door hem geleden schade. De rechtbank te Almelo wees de vorderingen van de franchisenemer toe en veroordeelde de franchisegever om een bedrag van € 146.738 te voldoen aan de franchisenemer.

De franchisegever kwam tegen dit vonnis in hoger beroep, doch door een foutje aan de zijde van haar advocaat werd het griffierecht niet tijdig betaald. Hierdoor was hoger beroep niet mogelijk. De franchisegever sprak vervolgens haar eigen advocaat aan op de gemaakte fout en stelde dat zij door deze fout schade had geleden. Was het hoger beroep immers doorgegaan, zo redeneerde de franchisegever, dan had zij zeker alsnog gelijk gekregen en had zij de franchisenemer geen schadevergoeding hoeven te betalen. In de rechtszaak (ECLI:NL:RBAMS:2013:6594)  die volgde tussen de advocaat en de franchisegever diende de rechtbank te Amsterdam in te schatten wat het gerechtshof zou hebben geoordeeld in hoger beroep.

De rechtbank te Amsterdam had klaarblijkelijk een andere visie op deze zaak dan de rechtbank te Almelo. Zo was laatstgenoemde van mening dat niet van belang was dat op de exploitatieprognose het woord ‘CONCEPT’ was vermeld, dan wel dat was vermeld dat aan het stuk geen rechten mochten worden ontleend. Het beroep op een in de franchiseovereenkomst opgenomen exoneratiebeding, dat de franchisegever niet aansprakelijk was voor de door haar verstrekte informatie en cijfermaterialen, werd gepasseerd door de rechtbank.

De rechtbank te Amsterdam oordeelde in ‘hoger beroep’ echter dat het gerechtshof “met voldoende zekerheid” het beroep op het exoneratiebeding wel zou hebben gehonoreerd, mede omdat er geen rechtsgrond was genoemd door de franchisenemer die meebracht dat de franchisegever zich er niet op zou kunnen beroepen. Volgens de rechtbank te Amsterdam was de motivering van de rechtbank te Almelo op dat punt “niet toereikend”.

Kortom. Dezelfde zaak. Twee rechtbanken. Twee verschillende zienswijzen. Het blijft schipperen!

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]

Ook interessant?