
Parafering staat in beginsel gelijk aan ondertekening overeenkomst
Partijen ondertekenen een franchiseovereenkomst, omdat daardoor bewijs kan worden geleverd dat er een overeenkomst met een bepaalde inhoud is gesloten. Door de overeenkomst te voorzien van een handtekening krijgt het document tussen partijen zogenaamde dwingende bewijskracht, hetgeen inhoudt dat een rechter – behoudens tegenbewijs – gehouden is om de inhoud van het document voor waar aan te nemen.
Het is echter ook gebruikelijk dat partijen de andere pagina’s, inclusief eventuele bijlagen, van een franchiseovereenkomst paraferen. De voornaamste reden om dat te doen is om discussies in de trant van “maar die pagina/bijlage ken ik helemaal niet” te voorkomen. Maar hoe verhoudt een paraaf zich nu eigenlijk tot een ‘normale’ handtekening? Volgens de Hoge Raad staat een parafering van een overeenkomst in beginsel gelijk aan de ondertekening van de overeenkomst, mits door de paraaf de desbetreffende persoon in voldoende mate wordt geïndividualiseerd. In voornoemde casus was er overigens geen sprake van een handtekening, enkel een paraaf van een persoon die kennelijk de Nederlandse taal niet volledig machtig was. Deze enkele paraaf was volgens de Hoge Raad echter voldoende om dwingende bewijskracht toe te kennen aan de inhoud van het geparafeerde document.
Door elke pagina van een franchiseovereenkomst (inclusief bijlagen) te paraferen kennen partijen op bijna artikelsgewijs niveau dwingende bewijskracht toe. Behoudens tegenbewijs staat die inhoud dus vast tussen partijen. Nodeloze discussies kunnen hiermee idealiter voorkomen worden.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]
Ook interessant?

