Het artikel

Bij de uitleg van een overeenkomst wordt niet alleen gekeken naar de taalkundige betekenis van een tekst maar ook naar de (enigszins gesubjectiveerde) betekenis die partijen daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen. In het aanbestedingsrecht geldt daarentegen een objectieve norm voor de uitleg van aanbestedingsstukken. Volgens deze zogenoemde CAO-norm zijn de bewoordingen van een desbetreffende bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis. Dat geldt ook voor de voetnoten, zo blijkt uit een recente uitspraak van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag.

In de uitnodiging tot inschrijving was onder andere vermeld dat manipulatieve inschrijvingen werden uitgesloten van verdere deelname. Daaronder werden inschrijvingen verstaan waarbij de aanbieding zo was ingericht dat deze geen recht deed aan de beoordelingsmethodiek of het gunningscriterium. In een  voetnoot werd hieraan toegevoegd dat niet met nul (0) euro mocht worden ingeschreven.

Een van de inschrijvers heeft voor een aantal van de uitgevraagde diensten op het prijzenblad toch € 0 ingevuld. De aanbestedende dienst legt deze –aanvankelijk winnende – inschrijving daarop terzijde. De betreffende inschrijver verweert zich met de stelling dat haar werkelijke kosten voor deze dienst (het afhalen en bezorgen van goederen) nihil zijn. Zij kwam uit hoofde van een andere overeenkomst namelijk al dagelijks bij de opdrachtgever. Omdat zij haar werkelijke kosten heeft opgegeven is geen sprake van een manipulatieve inschrijving.

Dit betoog wordt niet gevolgd. De bepaling in de voetnoot, dat het niet is toegestaan om met € 0 in te schrijven, is voldoende duidelijk, aldus de Voorzieningenrechter. Indien de inschrijver de mening toegedaan zou zijn geweest dat het haar, “in weerwil van de -niet voor misverstand vatbare- bepaling in de voetnoot”, toch was toegestaan om met € 0 in te schrijven (omdat zij naar haar zeggen voor de bewuste dienst geen kosten maakte), had zij daarover tijdig vragen behoren te stellen. Dat heeft de inschrijver niet gedaan. De inschrijving is dan ook op goede gronden ongeldig verklaard. Uitspraak: LJN BZ5039

Per van der Kooi en Menno de Wijs, advocaten Aanbestedingsrecht