Advocaten en notariaat in Leiden en Den Haag
Menu
Franchiserecht

Franchiseovereenkomst of geen franchiseovereenkomst: that’s the question!

29 januari 2013 - 2 minuten leestijd

Met enige regelmaat ontstaat er tussen samenwerkende ondernemers een discussie of de overeenkomst, die ten grondslag ligt aan de samenwerking, is te kwalificeren als een franchiseovereenkomst.

Veelal zal de (gestelde) franchisenemer zich op het standpunt stellen dat er sprake is van een franchiseovereenkomst, omdat hem dan mogelijkerwijs een beroep toekomt op de diverse rechtspraak die dit rechtsgebied rijk is. De (gestelde) franchisegever heeft er in dat geval uiteraard een spiegelbeeldig belang bij om te betwisten dat er sprake is van een franchiseovereenkomst.

Voornoemde discussie deed zich onlangs voor bij een rechtszaak bij de rechtbank te Almelo. De zaak ging – kort gezegd – over de Italiaanse kledingleverancier Bencom die op regelmatige basis kleding had geleverd aan een ondernemer in Nederland. Deze ondernemer had – om zijn moverende redenen – diverse facturen terzake de  leveringen onbetaald gelaten, zodat er een betalingsachterstand van bijna € 200.000 was ontstaan. Reden voor Bencom om rechtsmaatregelen te treffen jegens de ondernemer.

Eén van de verweren van de Nederlandse ondernemer was dat er in zijn visie sprake was van een franchiseovereenkomst. Bencom zou deze franchiseovereenkomst hebben geschonden door in dezelfde  vestigingsplaats als de Nederlandse ondernemer een shop-in-shop te openen en te onderhouden. De daaruit voortvloeiende schade zou verrekend moeten worden met de vordering van Bencom op de ondernemer. De rechtbank laat – spijtig genoeg – volledig in het midden of er sprake is van een franchiseovereenkomst. De reden die zij daarvoor aanvoert is dat – ook al zou er sprake zijn van een franchiseovereenkomst – er geen exclusiviteit tussen partijen was overeengekomen. De rechtbank vond het om die reden dan ook niet van belang (meer) om de rechtsverhouding tussen partijen te duiden. Bencom mocht aldus de rechtbank op die wijze concurreren.

Hoewel dit op zich begrijpelijk is, doet één en ander toch een beetje ‘kort door de bocht’ aan. Om tot een sluitend oordeel te kunnen komen, zal in ieder geval toch duidelijk moeten worden wat de rechtsverhouding tussen partijen precies is. Daarbij is het de vraag of het enkel ontbreken van een overeengekomen exclusiviteit een vrijbrief aan Bencom verstrekt om allerlei concurrerende activiteiten te ontplooien, zou er inderdaad sprake zijn (geweest) van een franchiseovereenkomst. Zoals de rechtbank immers terecht zelf opmerkt, kunnen er in dat geval buitencontractuele verplichtingen gaan gelden op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid. Door niet te inventariseren of er sprake is van een franchiseovereenkomst en – zo ja – of de regels van de redelijkheid en billijkheid overtreden zijn door de concurrerende activiteiten van Bencom, voelt het alsof de Nederlandse ondernemer toch iets tekort is gedaan.

De Clercq Advocaten Notarissen organiseert op 11 februari 2013 een franchiseseminar met diverse sprekers uit de franchise branche.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, [email protected]

Ook interessant?