
Franchisegever verstrekt onjuiste prognoses en is aansprakelijk voor de schade
Nog net voor het einde van dit jaar heeft de rechtbank te Utrecht vonnis gewezen terzake een zogenaamde ‘prognose – kwestie’ (LJN: BY6869). Dit betreffen kwesties waarbij een franchisegever – voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst – een onjuiste, dan wel onvolledige, exploitatieprognose verstrekt aan een kandidaat-franchisenemer.
Gaandeweg de exploitatie blijkt dan (vaak) dat een levensvatbare exploitatie van de betreffende onderneming niet mogelijk is, waardoor de franchisenemer genoodzaakt is om de exploitatie voortijdig te staken. Gevolg: aanzienlijk schade voor de franchisenemer en (indirect) de franchisegever.
Ook in de rechtszaak die bij de rechtbank te Utrecht werd gevoerd, was er sprake van een onjuiste exploitatieprognose, verstrekt door de franchisegever aan een franchisenemer. Volgens de rechtbank te Utrecht kleven er aan het vestigingsplaatsonderzoek (VPO), dat ten grondslag zou liggen aan de exploitatieprognose, enige evidente fouten, zoals het ontbreken van de invloeden van (concurrerende) internetverkopen, een onjuiste inschaling van de concurrentie, alsmede een niet-onderbouwde hoge koopkrachtbinding. Doordat de inhoud van het VPO niet juist is, kan de daarop gebaseerde exploitatieprognose uiteraard (ook) niet juist zijn.
De rechtbank acht het bewezen dat de franchisenemer een verkeerde voorstelling van zaken heeft gehad toen hij de franchiseovereenkomst ondertekende . De rechtbank vernietigt om die reden de franchiseovereenkomst, zodat deze geacht wordt nooit te hebben bestaan. Als schadevergoeding wordt in ieder geval een bedrag toegewezen gelijk aan het bedrag dat de franchisenemer zou hebben ontvangen als hij in loondienst zou zijn geweest.
In eerdere rechtspraak terzake ‘ prognose-kwesties’ wordt regelmatig aandacht besteed aan de kritische houding die een (kandidaat)franchisenemer van diverse gerechtelijke instellingen kennelijk moet innemen ten aanzien van een aan hem verstrekte exploitatieprognose. Lees dit artikel voor meer informatie daarover. De rechtbank te Utrecht noemt dit element echter niet, ondanks dat de fouten in het VPO kennelijk “evident” zouden zijn. Of dit gelegen is in het feit dat enkel de franchisegever in redelijkheid deze fouten direct had kunnen zien, dan wel dat het VPO nooit is verstrekt aan de franchisenemer, is niet helder op te maken uit het vonnis. Wel is helder dat verschillende rechtbanken verschillend omspringen met de vraag hoe kritisch de houding van een franchisenemer mag (of moet) zijn als hij van zijn (toekomstige) franchisegever een exploitatieprognose ontvangt.
Voorgaande rechtvaardigt in ieder geval de conclusie dat bij het opstellen van een exploitatieprognose de grootste zorg in acht moet worden genomen. De (financiële) gevolgen kunnen immers aanzienlijk zijn.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, m.dewijs@declercq.com
Ook interessant?

