
Curator niet aansprakelijk voor het executeren van later vernietigd vonnis
Onlangs heeft de rechtbank te Zutphen een uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van een curator. Deze curator is, op grond van een eerder vonnis van de rechtbank te Zwolle-Lelystad, geldbedragen blijven incasseren bij een (voormalig) franchisenemer, hoewel laatstgenoemde in hoger beroep is gegaan tegen het vonnis.
De kwestie waarover de rechtbank te Zutphen zich heeft gebogen, is als volgt samen te vatten. Franchisegever RE/MAX en een franchisenemer hebben in het verleden een franchiseovereenkomst gesloten, welke overeenkomst op enig moment door RE/MAX is ontbonden. Na de ontbinding van de overeenkomst volgt een rechtszaak met als gevolg dat de franchisenemer een bedrag van € 45.000 aan RE/MAX moet voldoen. De franchisenemer is het daar echter niet mee eens en gaat in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem.
Ondertussen heeft RE/MAX het vonnis van de rechtbank te Zwolle-Lelystad doen executeren door beslag te leggen op de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de franchisenemer. Kort na het leggen van dit beslag wordt RE/MAX echter in staat van faillissement verklaard. Een curator wordt aangesteld, die het beslag op de uitkering van de franchisenemer handhaaft.
Het gerechtshof te Arnhem wijst in hoger beroep de vordering van RE/MAX alsnog af. Het geldbedrag dat op dat moment reeds was verkregen, door het beslag op de uitkering van de franchisenemer, is een bedrag van € 26.886. Dat blijkt dus nu onverschuldigd door de franchisenemer aan RE/MAX voldaan. De franchisenemer verzoekt de curator dan ook om dit bedrag ten spoedigste terug te betalen aan hem. De curator laat hem echter weten dat de curator het bedrag niet terug kan betalen, omdat deze vordering een (zogenaamde) concurrente boedelvordering is. Vrij vertaald moet de franchisenemer in ‘de rij aansluiten’ bij de andere schuldeisers. Omdat er verder sprake is van een bepaalde schuldeiser met een voorrangspositie, is de kans dat de franchisenemer het bedrag van € 26.886 ooit terug zal krijgen feitelijk nihil.
De franchisenemer is van mening dat de curator niet heeft gehandeld, zoals van een goed handelende curator mocht worden verwacht. Zo had de curator, in de visie van de franchisenemer, de executiemaatregelen van het vonnis direct moeten staken toen de franchisenemer hoger beroep aantekende. Ook had de curator het bedrag van € 26.886 direct moeten terugbetalen, toen het gerechtshof te Arnhem de franchisenemer in het gelijk had gesteld. Een nieuwe rechtszaak volgt, nu echter tegen de curator.
De rechtbank te Zutphen deelt de mening van de franchisenemer niet dat de curator zijn taak niet goed zou hebben vervuld. Een curator mag immers, op grond van een gerechtelijk vonnis, overgaan tot het nemen van executiemaatregelen. Blijkt dan later dat het vonnis, waarop de maatregelen zijn gebaseerd, wordt vernietigd in hoger beroep, dan is de vordering tot terugbetaling inderdaad te beschouwen als een concurrente boedelvordering. Ook is de rechtbank niet bereid om aan te nemen dat de curator persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die de franchisenemer heeft geleden. Een curator heeft immers een ruime mate van vrijheid om zijn taak uit te voeren. Voor een persoonlijke aansprakelijkheid is vereist dat de curator ook persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt, omdat hij willens en wetens onjuist heeft gehandeld en daarvan was in deze zaak geen sprake, aldus de rechtbank.
Dit voorgaande is uiteraard een hard gelag voor de franchisenemer te noemen: krijgt hij uiteindelijk gelijk in hoger beroep, is hij zijn geld alsnog kwijt. Eén en ander toont te meer aan dat er in een faillissementssituatie doorgaans alleen verliezers zijn.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno de Wijs, advocaat, m.dewijs@declercq.com
Ook interessant?

