Recent wetsvoorstel
Met name kleine en middelgrote werkgevers kunnen lang in onzekerheid blijven of en wanneer een zieke werknemer terugkeert. Het is dan lastig een vervanger aan te nemen aangezien de plek beschikbaar moet blijven voor het geval de zieke werknemer herstelt.
Als onderdeel van het pakket aan arbeidsmarkthervormingen, wordt voorgesteld om de re-integratieverplichtingen voor kleine of middelgrote werkgevers, te wijzigen. Recent is het Wetsvoorstel tot wijziging van de re-integratieverplichtingen in het tweede ziektejaar ter internetconsultatie gepresenteerd.
Maatregelen
Met het wetsvoorstel wordt beoogd om kleine en middelgrote werkgevers meer wendbaar te maken door eerder duidelijkheid te geven over het te volgen spoor bij re-integratie. Onder voorwaarden wordt het mogelijk dat kleine en middelgrote werkgevers spoor 1 na één jaar afsluiten.
Allereerst dient sprake te zijn van een kleine of middelgrote werkgever. Er is sprake van een kleine werkgever als hij een loonsom heeft tot en met 25 keer het gemiddelde premieloon per werknemer. Er is sprake van een middelgrote werkgevers als hij een loonsom heeft tussen de 25-100 keer het gemiddelde premieloon per werknemer. Een werkgever krijgt jaarlijks voor aanvang van het kalenderjaar een mededeling (kleine werkgevers) of beschikking (middelgrote/ grote werkgevers) van de Belastingdienst voor de premies van de Werkhervattingskas en het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Voor werkgevers is het zodoende jaarlijks duidelijk onder welk regime van re-integratieverplichtingen zij vallen. De grootte van de werkgever op het moment van de eerste ziektedag is bepalend voor welk regime geldt. Deze informatie is ook relevant voor de werknemer. Voorgesteld wordt daarom om bij het opstellen van het plan van aanpak de werknemer over de werkgeversgrootte te informeren.
De werkgever kan spoor 1 niet eenzijdig beëindigen. Hiervoor zijn twee mogelijkheden:
- Werkgever en werknemer maken gezamenlijk afspraken over het na één jaar afsluiten van spoor 1;
- Werkgever vraagt toestemming bij het UWV.
Ad 1: Overeenstemming werkgever en werknemer
De werkgever kan aan de werknemer voorstellen om spoor 1 af te sluiten. De instemming van de werknemer is vrijwillig en moet schriftelijk zijn vastgelegd. Daarnaast moet de werknemer aantoonbaar schriftelijk gewezen zijn op de bedenktermijn van twee weken. Het staat de werknemer ook vrij om eventueel aanvullende voorwaarden aan de instemming te verbinden. De overeenstemming moet zijn bereikt vóórdat het tweede ziektejaar is ingegaan.
Consequentie van de instemming van de werknemer is dat de werknemer alleen nog recht heeft op terugkeer in zijn eigen werk (zijn oude functie) bij zijn werkgever, als zijn werkplek nog beschikbaar is. De instemming die de werknemer geeft, moet daarom duidelijk en ondubbelzinnig zijn. Afhankelijk van de omstandigheden kan er ook een onderzoeksplicht voor de werkgever gelden. De werkgever moet zich er in dat geval van vergewissen dat de werknemer de consequenties goed begrijpt en daadwerkelijk akkoord gaat en wil gaan met het beëindigen van spoor 1. Gelet op de consequenties voor de werknemer, wordt ook een bedenktermijn van 14 dagen geïntroduceerd. Net als bij de bedenktermijn bij de beëindigingsovereenkomst, wordt voorgesteld deze te verlengen naar 21 dagen als de werkgever de werknemer hier niet schriftelijk op wijst.
Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om bij de schriftelijke overeenstemming ook aanvullende afspraken te maken over de re-integratie in het tweede ziektejaar in het tweede spoor.
Ad 2: Toestemming UWV
Als geen overeenstemming wordt bereikt tussen werkgever en werknemer, kan de werkgever het UWV om toestemming vragen. Dit moet uiterlijk in de 42e ziekteweek. Het UWV toetst op drie onderdelen:
1.Toets of er sprake is van arbeidsongeschiktheid
Allereerst toetst het UWV of de werknemer de bedongen arbeid niet kan verrichten, omdat hij in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte of gebreken daartoe niet in staat is.
2.Toets op re-integratie inspanningen eerste ziektejaar
Het UWV toetst of de re-integratieinspanningen van de werkgever en de werknemer in het eerste jaar voldoende zijn geweest. Als in spoor 1 tekortkomingen zijn en deze hersteld kunnen worden in het tweede ziektejaar, wordt geen toestemming verleend om spoor 1 af te sluiten. Als blijkt dat spoor 2 eerder gestart had moeten worden, zal het UWV alsnog positief kunnen beslissen.
3.Toets op mogelijkheden hervatting in (aangepast) eigen werk (spoor 1) binnen 13 weken na afloop van het eerste ziektejaar
Het UWV toetst of de verwachting is dat de werknemer binnen 13 weken in staat is zijn eigen of aangepast werk te gaan verrichten. Er is gekozen voor een periode van 13 weken (in plaats van de bekende 26 weken na 104 weken arbeidsongeschiktheid), omdat de medische situatie waarschijnlijk minder stabiel is. Een kortere vooruitkijkende toets zou daarom passend zijn. De 13 weken gaan lopen vanaf het moment van ingaan van het tweede ziektejaar. De werkgever moet zodoende rond het eerste ziektejaar een arbeidsdeskundig onderzoek laten plaatsvinden naar de mogelijkheden om de werknemer binnen de eigen organisatie structureel te herplaatsen in passend werk dat aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden.
In de situatie dat een werknemer in het eerste ziektejaar in het geheel nog niet aan het werk is, ligt terugkeer in eigen (aangepast) werk binnen 13 weken niet voor de hand en hoeft deze laatste toets niet gedaan te worden.
Er is geen bezwaar en/of beroep mogelijk tegen een beslissing van het UWV. Het is wel mogelijk om een procedure bij de civiele rechter aanhangig te maken. Dit kan zowel de werkgever doen als hij meent dat het UWV ten onrechte geen toestemming heeft verleend, als de werknemer die vindt dat ten onrechte toestemming is verleend. De procedure wordt ingeleid met een verzoekschrift en moet binnen 2 maanden na de beslissing van het UWV worden ingediend. Tegen de beslissing van de rechter staat hoger beroep en cassatie open.
Gevolgen afsluiten spoor 1
Als werkgever en werknemer overeenstemming hebben bereikt óf alle onderdelen van de toets worden doorstaan en het UWV toestemming verleent om spoor 1 af te sluiten, kan vanaf de start van het tweede ziektejaar de re-integratie volledig worden gericht op spoor 2. Daarnaast heeft het afsluiten van spoor 1 de volgende gevolgen.
Vervanger aannemen
De werkgever heeft door het afsluiten van spoor 1 de mogelijkheid om een vervanger op de functie van de werknemer aan te nemen. De werknemer die in het tweede ziektejaar volledig is hersteld, heeft alleen nog recht op terugkeer in zijn eigen functie, als de arbeidsplaats nog niet is ingevuld door een werknemer die bij de werkgever in dienst is op basis van een arbeidsovereenkomst voor (on)bepaalde tijd. Het UWV speelt geen rol bij de vraag of de werknemer de bedongen arbeid weer kan opeisen. Een eventueel geschil hierover kan wel voorgelegd worden aan de civiele rechter.
Loondoorbetalingsverplichting en opzegverbod
De loondoorbetalingsverplichting en het dienstverband van de werknemer van wie spoor 1 is afgesloten, blijft in stand. Dit geldt ook voor de werknemer die in het tweede ziektejaar volledig hersteld, hiervoor wordt een nieuw opzegverbod gecreëerd. Het opzegverbod vervalt als de werknemer hersteld is en zijn (aangepaste) eigen werk heeft hervat of na afloop van de 104 weken.
Als de werknemer beter is, zal hij zich beter melden en vervolgens bij de bedrijfsarts moeten verschijnen. De werknemer blijft recht houden op volledige loondoorbetaling voor de resterende duur van het dienstverband. Dit geldt ook als de werknemer niet werkt, omdat de werknemer bijvoorbeeld niet in de gelegenheid wordt gesteld zijn bedongen arbeid (spoor 1) te verrichten of niet bij een andere werkgever aan het werk is gegaan. Het niet-werken komt voor rekening van de werkgever. De werkgever moet zich gedurende het tweede ziektejaar blijven inspannen voor de herplaatsing van de werknemer bij een andere werkgever. De werkgever krijgt daarnaast de mogelijkheid om inkomsten die de werknemer ontvangt voor werkzaamheden bij een andere werkgever, in mindering te brengen op het loon.
RIV-toets
Als het einde van het tweede ziektejaar in zicht komt, dient de werknemer een WIA-aanvraag in te dienen. Het UWV voert eerst de RIV-toets uit en beoordeelt of de re-integratie inspanningen voldoende zijn. Deze toets beperkt zich – in de situatie dat spoor 1 na het eerste ziektejaar is afgesloten – tot de re-integratie verplichtingen in spoor 2 in het tweede ziektejaar. Er komt geen wijziging in de stukken die aangeleverd moeten worden; dit betreft nog steeds het re-integratie verslag over de volledige 104 weken. Het UWV kan een loonactie opleggen als geen bevredigend resultaat is behaald, de re-integratie inspanningen onvoldoende zijn en daar geen deugdelijke grond voor is. De loondoorbetalingsverplichting en het opzegverbod lopen tijdens de loonsanctie door.
Nieuwe ontslaggrond
Er wordt een nieuwe ontslaggrond gecreëerd waarop een kleine of middelgrote werkgever een beroep op kan doen, in het geval de re-integratie spoor 1 is afgesloten. De werkgever kan hier een beroep op doen als de werknemer nog arbeidsongeschikt is, maar ook als de werknemer hersteld is. Het UWV toets bij deze grond of het aannemelijk is dat mogelijkheden tot herplaatsing van de werknemer in een passende functie ontbreken. Hiervoor beoordeelt het UWV of het aannemelijk is dat de werkgever voor de werknemer van wie het eerste spoor is afgesloten naar verwachting binnen 13 weken geen arbeidsplaats beschikbaar heeft in ( aangepast) eigen werk. Er is sprake van beschikbaarheid als een vacature voorhanden is. Ook is sprake van beschikbaarheid als de (aangepaste) functie van de werknemer is ingevuld door een werknemer die niet bij de werkgever in dienst is op basis van een arbeidsovereenkomst voor (on)bepaalde tijd voor zover de loontijd langer is dan 13 weken. Voorgaande toets geldt alleen voor middelgrote werkgevers.
Voor kleine werkgeer geldt een vereenvoudigde toets wat betreft het herplaatsingsvereiste. UWV toetst in deze gevallen niet (meer) of aannemelijk is dat het niet mogelijk is de werknemer binnen de redelijke termijn te herplaatsen in een andere passende functie.
Daarnaast wordt getoetst of het opzegverbod niet langer van toepassing is. Zoals hiervoor aangegeven vervalt het opzegverbod als de werknemer hersteld is en zijn (aangepaste) eigen werk heeft hervat of na afloop van de 104 weken.
Tot slot
Tot slot wordt opgemerkt dat het afsluiten van spoor 1 geen gevolgen heeft voor het recht op transitievergoeding bij ontslag. Er wordt voorgesteld dat de werkgever de bij ontslag betaalde transitievergoeding bij het UWV gecompenseerd kan krijgen. Ten aanzien van de toepassing van dit wetsvoorstel, wordt aangegeven dat het mogelijk wordt de maatregelen in het wetsvoorstel toe te passen voor werknemers die op of na de datum van inwerkingtreding hun eerste ziektedag hebben.
Vragen?
Heeft u vragen over dit wetsvoorstel of aanverwante onderwerpen? Neem dan contact op met Laura Gringhuis of één van onze andere specialisten binnen het team Arbeid, Medezeggenschap & Pensioen!
Meer lezen over recente wetsvoorstellen?
Over het wetsvoorstel Meer zekerheid voor flexwerkers leest u meer in de blog ‘Wetsvoorstel Meer zekerheid voor flexwerkers: Wat gaat er veranderen?’.
Over het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie en rechtsvermoeden leest u meer in de blog ‘Wetsvoorstel ‘Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie en rechtsvermoeden’’