Organisatiewijzigingen
Veel ondernemingsraden zullen het komende jaar weer worden geconfronteerd met verkiezingen. Zeker in de (semi)overheidssector is dit weer hét verkiezingsjaar. Het bestaande verkiezingstraject komt weer uit de kast en wordt gestart. Of is het wellicht tijd om de medezeggenschapstructuur onder de loep te nemen en te kijken of deze structuur nog past bij de organisatie? Dan is dit het moment! Waar kun je dan op letten?
WOR
In de Wet op de ondernemingsraden (WOR) zijn ook uitgangspunten opgenomen voor het inrichten van de medezeggenschap. Het belangrijkste criterium is dat de medezeggenschap zodanig wordt ingericht dat de WOR op een goede wijze kan worden toegepast. Dat is nogal een ruim en vaag criterium en kan ook leiden tot vele discussies. Want wat is dan dé goede toepassing van de WOR? Een belangrijk uitgangspunt bij de inrichting van de medezeggenschap is dat het medezeggenschapsorgaan een representatieve afspiegeling moet zijn van de geledingen van de onderneming. Daarbij dient sprake te zijn van een evenwichtige zetelverdeling en stemverdeling.
Bij het vaststellen van die evenwichtige verdeling ligt een getalsmatige vertegenwoordiging vaak voor de hand. Ieder organisatieonderdeel moet op evenwichtige wijze worden vertegenwoordigd in het medezeggenschapsorgaan. Hoe groter het onderdeel, hoe meer zetels. Dit is echter geen absoluut uitgangspunt. Een goede toepassing van de WOR moet er ook toe leiden dat de belangen van de minderheid (een kleiner organisatieonderdeel) worden beschermd tegen de belangen van de meerderheid (het grotere organisatieonderdeel). Het past niet bij een goede toepassing van de WOR als een getalsmatige vertegenwoordiging ertoe zou leiden dat een minderheid steeds kan worden overruled door een meerderheid.
DOR
Dit is onlangs door de kantonrechter Den Haag bevestigd in de kwestie tegen de Staat en de Departementale Ondernemingsraad van het Ministerie van Financiën (de DOR). De DOR is een nieuw op te richten medezeggenschapsorgaan als gevolg van een organisatiewijziging bij de Belastingdienst. De Belastingdienst is komen te vallen onder een directoraat-generaal van het Ministerie van Financiën. In de DOR zijn het kerndepartement van het Ministerie van Financiën (2.300 werkzame personen) en de groepsondernemingsraad van de Belastingdienst (32.000 werkzame personen) vertegenwoordigd. De DOR bestaat uit 15 zetels die als volgt zijn verdeeld: 5 afgevaardigde leden vanuit het kerndepartement en 10 afgevaardigde leden vanuit de groepsondernemingsraad. Verder werd een bijpassend quorum en een gekwalificeerde meerderheid van stemmen (tijdelijk +1) voorgesteld voor besluiten over wijziging van het reglement. Is bij deze verdeling sprake van een goede toepassing van de WOR?
De kantonrechter heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Een getalsmatige vertegenwoordiging zou er in deze situatie toe leiden dat het kerndepartement maar één zetel zou krijgen en daarmee nimmer invloed zou kunnen hebben op de besluitvorming. Daarmee zou de groepsondernemingsraad steeds boven het kerndepartement kunnen uitstijgen. Dat is niet de ratio van de WOR geweest. In deze situatie is een andere – dan een zuiver getalsmatige vertegenwoordiging – nodig om de belangen van de meerderheid te beschermen. De voorgestelde zetel- en stemverdeling paste volgens de kantonrechter bij een goede toepassing van de WOR.
Conclusie
Dit laat zien dat het belangrijk is inzicht te houden in de wijze waarop de zeggenschap en medezeggenschap zijn vormgegeven. Zeker na (ingrijpende) organisatiewijzigingen. Een aanpassing van de medezeggenschapstructuur ligt dan op de loer. Alleen als die structuur aansluit bij de nieuwe organisatie kan medezeggenschap op een goede manier werken. Dit is niet alleen belangrijk bij eventueel aankomende verkiezingen, maar zou steeds onderwerp van gesprek moeten zijn bij organisatiewijzigingen. Is dat niet gebeurd? Dan zijn de verkiezingen wellicht een mooi moment om dit alsnog te bespreken!
Vragen?
Heeft u vragen over deze blog, neemt u dan contact op met Renate Vink-Dijkstra.