Tuchtprocedure: klachten kennelijk ongegrond

Sinds 2012 is gedaagde patiënt bij de tandartskliniek van eiser. Op 29 juni 2018 heeft beklaagde met de kliniek gebeld, omdat zij een afgebroken kies had en daarvoor diezelfde dag behandeld wilde worden. De receptioniste van de kliniek heeft gedaagde te woord gestaan. Er bestaat discussie over wat tijdens dit gesprek precies is gezegd. Wat wel duidelijk is, is dat gedaagde tijdens dit gesprek heeft aangegeven een klacht tegen eiser (= de tandarts) in te zullen dienen. In de telefoonnotitie van de receptioniste staat het volgende geschreven:

“Mw belt met verzoek voor afspraak voor vandaag ivm afgebroken kies welke pijnlijk aanvoelt. Ik bied mevrouw een afspraak aan maar dit past niet voor haar wegens de zorg voor haar kinderen. Helaas is dit de enige vrije plaats in de agenda voor die dag en er zijn geen andere opties. Ik heb dit aan mevrouw doorgegeven waarop zij zeer verontwaardig reageert. Ik leg nogmaals uit dat bij spoed-afspraken de mogelijkheden zeer beperkt zijn. Zij blijft vervolgens ook bij haar standpunt dat ze onmogelijk kan komen op het door mij aangeboden tijdstip. Na enige tijd heen en weer gepraat geeft mevrouw aan dat ze een klacht zal gaan indienen.”

Gedaagde heeft vervolgens daadwerkelijk een tuchtklacht ingediend tegen eiser bij het regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg.

In de tuchtprocedure stelt klaagster dat zij de gebeurtenissen op 29 juni 2018 anders heeft ervaren. Als gevolg van het Spaanstalige achtergrond zou zij de receptioniste mogelijk niet goed begrepen hebben, zo geeft klaagster aan. Er is een verschil in perceptie in de mededeling van de receptioniste, waardoor klaagster het gevoel kreeg dat de tandarts haar niet wilde behandelen. Klaagster is van mening dat de tandarts dan wel zijn receptioniste zich onbehoorlijk tegenover haar heeft opgesteld. In de tuchtprocedure is klaagster al in haar repliek teruggekomen op de stellingen waarvan zij op dat moment inzag dat die niet juist waren geformuleerd.

Het tuchtcollege heeft op 20 december 2018 de klacht afgewezen als kennelijk ongegrond.

Tandarts spant civiele procedure aan

Ondanks – of misschien juist vanwege het ongegrond verklaren van de klacht tegen hem – laat de tandarts het er niet bij zitten. Hij spant namelijk een civiele procedure aan tegen zijn patiënte die had geklaagd (= gedaagde in de civiele procedure). De tandarts is van mening dat gedaagde/klaagster met haar klacht bij het tuchtcollege misbruik heeft gemaakt van het procesrecht, omdat zij een klacht heeft ingediend die is gebaseerd op onjuistheden en die getuigt van een apart onredelijke stellingname.

Misbruik van tucht(proces)recht

De tandarts is van mening dat gedaagde misbruik heeft gemaakt van tucht(proces)recht door – kort gezegd – een bij voorbaat kansloze klacht in te dienen. Misbruik maken van een processuele bevoegdheid, zoals de bevoegdheid om een tuchtklacht in te dienen, kan misbruik van bevoegdheid als bedoeld artikel 3:13 BW opleveren, aangezien deze bepaling op grond van artikel 3:15 BW ook buiten het vermogensrecht toepassing vindt.

De rechtbank Rotterdam overweegt dat pas sprake is van misbruik van procesrecht als het instellen van de vordering, gelet op de duidelijke ongegrondheid ervan, achterwege gelaten had moeten worden gelet op de belangen van de wederpartij. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij wist dat deze onjuist waren of als hij van te voren moest begrijpen dat de vordering geen kans van slagen had (vergelijk ECLI:NL:HR:2012:BV7828). Gelet op de onbelemmerde toegang tot de tuchtrechter moet de rechter terughoudend zijn bij het aannemen van misbruik van tucht(proces)recht.

Indienen tuchtklacht niet onrechtmatig

In de civiele procedure ligt de vraag voor of gedaagde onrechtmatig jegens de tandarts heeft gehandeld door het indienen van een “kansloze” tuchtklacht waardoor gedaagde misbruik van tucht(proces)recht zou hebben gemaakt.

De rechtbank overweegt dat partijen het vermeende tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen anders hebben ervaren. Niet is komen vast te staan wat exact gezegd is tijdens het gesprek tussen gedaagde en de receptioniste van de kliniek. Maar zoals gezegd wel dat gedaagde had aangegeven een klacht te zullen indienen. Volgens de rechtbank kan de ingediende klacht voor eiser dus niet als een verrassing zijn gekomen. Naar het oordeel van de rechter is bovendien geen sprake van een klacht met slechts het doel het schaden van de belangen van eiser of een klacht waarvan gedaagde wist dat deze onjuist was. Het stond gedaagde daarom vrij een klacht in te dienen.

Dat het tuchtcollege de klacht ongegrond heeft verklaard doet daar niet aan af. Vooral niet aan hoe beklaagde de gebeurtenissen op 29 juni 2018 heeft beleefd. Dat de tandarts daar anders over denkt brengt niet direct met zich dat sprake is van evidente onwaarheden die gedaagde hadden moeten weerhouden van het indienen van een tuchtklacht. Of van een klacht waarvan gedaagde vooraf had moeten weten dat deze geen kans van slagen had. Van misbruik van (tucht)procesrecht door het indienen van een klacht bij het tuchtcollege is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen sprake. De rechter wijst de vordering daarom af.

Conclusie

De rechter moet terughoudend toetsen of sprake is van misbruik van procesrecht. Daarvan kan sprake zijn als het instellen van de vordering, gelet op de duidelijke ongegrondheid ervan, achterwege gelaten had moeten worden gelet op de belangen van de wederpartij. Kortom, het indienen van een (ongegronde) tuchtklacht zal niet snel misbruik van tucht(proces)recht opleveren.

Vragen?

Heeft u vragen over Tucht- en klachtrecht, neemt u dan contact op met Robert Sanders.