De gefailleerde heeft in beginsel de mogelijkheid daarvoor een voorstel te doen aan de gezamenlijke schuldeisers en dit eventueel op een later moment nog verder toe te lichten. Het is aan de curator en een schuldeiserscommissie om bij de verificatievergadering schriftelijk advies uit te brengen over het gedane voorstel.
Voor het aannemen van een akkoord dient een gewone meerderheid van de schuldeisers in te stemmen met het aanbod van de gefailleerde. Indien deze meerderheid niet wordt behaald, kan ook de rechter-commissaris het akkoord alsnog vaststellen. De kans bestaat dat een schuldeiser het niet eens is met het akkoord, bijvoorbeeld omdat een te laag percentage van zijn vordering onder het akkoord zal worden voldaan. In dat geval dient hij dit schriftelijk bij de rechter-commissaris aan te geven. Deze gronden kunnen vervolgens ter zitting worden toegelicht.
Het is uiteindelijk aan de rechtbank het akkoord goed te keuren (te homologeren) of deze goedkeuring juist te weigeren. De rechtbank dient het akkoord te weigeren in de volgende situaties:
- Indien de baten van de boedel het totaal van het akkoord ver te boven gaan;
- Indien de nakoming van het getroffen akkoord onvoldoende is gewaarborgd;
- Indien het akkoord op ‘oneerlijke wijze’ tot stand is gekomen.
Schuldeisers met een vordering waaraan geen voorrangsrecht is verbonden, zijn gebonden aan een door de rechtbank goedgekeurd akkoord. Schuldeisers met een vordering waaraan wel een voorrangsrecht is verbonden, worden niet getroffen door een akkoord.
Als crediteur is het belangrijk goed na te gaan wat een dergelijk gerechtelijk akkoord precies inhoudt voor het verhaal van een vordering. Met name het feit dat voorrangscrediteuren zijn uitgesloten, kan ertoe leiden dat een akkoord uiteindelijk weinig zin heeft.
Vragen?
Heeft u vragen over uw positie bij het treffen van een gerechtelijk akkoord? Neem dan contact op met Eveline Bakker.