Uniformering van norm voor taakvervulling bestuurders en commissarissen
De norm waarnaar bestuurders en commissarissen zich bij de vervulling van hun taak moeten richten, is voor de naamloze vennootschap (N.V.) en de besloten vennootschap (B.V.) uitdrukkelijk in de wet vastgelegd.
Bestuurders van verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen
Voor bestuurders van de N.V. en de B.V. bepaalt de wet dat zij zich bij de vervulling van hun taak richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming (artikel 2:129/239 lid 5 BW).
Bij verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen ontbreekt een dergelijke normstelling. Ook bij deze rechtspersonen worden bestuurders en commissarissen echter geconfronteerd met een samenloop van belangen. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om de belangen van leden, donateurs, schuldeisers, werknemers en vrijwilligers. Met het wetsvoorstel wordt daarom in de wet opgenomen dat bestuurders en commissarissen zich bij de vervulling van hun taak richten naar het belang van de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie (de nieuwe artikelen 2:9 lid 3 en 2:11 lid 4 BW).
Hiermee komt deze norm te gelden voor bestuurders en commissarissen van alle rechtspersonen. Voor wat betreft de N.V. en de B.V. betekent dit geen verandering.
Voor alle rechtspersonen gaat gelden dat de bestuurders bij de vervulling van hun taak de belangen van de rechtspersoon moeten laten prevaleren boven hun eigen belangen.
Raad van commissarissen van verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen
De nieuwe wet bepaalt dat de raad van commissarissen de taak heeft toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie. De raad van commissarissen staat het bestuur met raad terzijde. De statuten kunnen aanvullende bepalingen bevatten omtrent de taak en de bevoegdheden van de raad van commissarissen en van zijn leden.
Met de wetswijziging gaat ook voor commissarissen van verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen gelden dat zij jegens de rechtspersoon gehouden zijn tot een behoorlijke vervulling van hun taak. De commissarissen richten zich bij de vervulling van hun taak naar het belang van de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie. Voor commissarissen van de N.V. en de B.V. bestaat een dergelijke bepaling al langer (artikel 2:140/250 lid 2 BW).
Overigens werkte een deel van de verenigingen en stichtingen al met een raad van commissarissen, ook al ontbrak een uitdrukkelijke wettelijke grondslag daarvoor. In de praktijk worden deze raden van commissarissen veelal ‘raden van toezicht’ genoemd, bijvoorbeeld bij onderwijsinstellingen. Voor de toepassing van de wettelijke regeling maakt het strikt genomen niet uit hoe het orgaan door de rechtspersoon zelf wordt aangeduid. Wanneer in de statuten een orgaan van de rechtspersoon wordt ingesteld en daarbij aan dat orgaan de taak wordt toegekend om toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie, is dat orgaan een raad van commissarissen in de zin van de wet. Het orgaan heeft in dat geval de taken en de bevoegdheden die door de wet aan een raad van commissarissen worden toebedeeld.
Heeft u naar aanleiding van deze blog of deze blogserie vragen over de WBTR of een specifiek onderwerp daarvan? Neem dan gerust contact op met een van onze specialisten! Zij beantwoorden uw vragen graag.
_________________________________________________________________________________________________________________________
Blogserie WBTR
Deel 1: Tegenstrijdig belang in de nieuwe WBTR
Deel 2: Ontslag stichtingsbestuurder
Deel 3: Toezicht bij stichtingen en verenigingen
Deel 4: Belet en ontstentenis
Deel 5: De vervulling van bestuurs- en toezichtstaken
Deel 6: Faillissementsaansprakelijkheid bij stichtingen en verenigingen