Een ander gezichtspunt – dat de Hoge Raad noemt – ziet op het bestaan van ondernemerschap van de werkende buiten de werkrelatie met de werkverschaffer (ook wel extern ondernemerschap genoemd). Denk aan hoeveel opdrachtgevers de werkende heeft, of de werkende reclame maakt voor diens bedrijf en of deze in de KvK is ingeschreven.
Vandaag heeft advocaat-generaal (AG) De Bock – in haar advies aan de Hoge Raad – uitgelegd hoe met extern ondernemerschap moet worden omgegaan. De belangrijkste punten:
- Extern ondernemerschap heeft beperkte betekenis bij het bepalen of sprake is van een arbeidsovereenkomst.
- Extern ondernemerschap is pas relevant als andere gezichtspunten, die wel zien op de verhouding werkende en werkverschaffer, geen uitsluitsel bieden.
- Als de andere gezichtspunten meer wijzen op een arbeidsovereenkomst, zal de aanwezigheid van extern ondernemerschap niet leiden tot de conclusie dat sprake is van zelfstandigheid.
- Het interne ondernemerschap – binnen de relatie tussen werkende en werkverschaffer – blijft wel van belang. Denk aan in hoeverre de werkende commercieel risico loopt (geen werk betekent geen vergoeding), het al dan niet in het kader van de opdracht naar buiten toe treden als ondernemer, de mogelijkheid van onderhandelen en de hoogte van de vergoeding.
Hoe nu verder?
De Hoge Raad hoeft het advies (conclusie) van de AG niet te volgen, maar het weegt over het algemeen wel zwaar. Wanneer de Hoge Raad zelf uitspraak doet is nog onbekend. Wordt vervolgd dus!
De conclusie van de AG is hier te raadplegen.
Vragen?
Voor vragen over schijnzelfstandigheid kunt u contact opnemen met Jaouad Seghrouchni, advocaat Arbeid & Medezeggenschap.