In een zeer recente uitspraak bepaalde het Gerechtshof ’s Hertogenbosch, dat een beroep op een arbitragebeding opgenomen in de (inmiddels wel heel oude) Fenit-voorwaarden rechtsgeldig werd gedaan. In dit geval had de opdrachtgever (een Holding met drie kinderdagverblijven) de opdrachtnemer (een IT-bedrijf) diverse opdrachten verstrekt, waarop de Fenit-voorwaarden van toepassing waren verklaard. Daarin staat een arbitrageclausule, die arbitrage door de SGOA (Stichting Geschillenoplossing Automatisering) verplicht voorschrijft.
Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door de opdrachtnemer rezen problemen. De opdrachtgever schreef aan de opdrachtnemer dat zij zich genoodzaakt zou zien de SGOA in te schakelen en dat zij op geen enkele manier afweek van de algemene voorwaarden.
Vervolgens wendde de opdrachtgever zich tot de ‘gewone’ rechter, riep de vernietiging van de arbitrageclausule in (en van verschillende andere bepalingen uit de Fenit-voorwaarden). De opdrachtnemer beriep zich op de onbevoegdheid van de rechter, omdat de arbitrageclausule was overeengekomen. De rechtbank en het gerechtshof gingen hierin mee en verklaarden zich beide onbevoegd.
Buiten kijf stond dat de toepasselijkheid van de Fenit-voorwaarden op de desbetreffende opdrachten was overeengekomen. Uit de uitspraak blijkt dat de Fenit-voorwaarden niet door de opdrachtnemer aan de opdrachtgever ‘ter hand waren gesteld’, zoals artikel 233 sub b en 234, eerste lid, aanhef en onder a Boek 6 BW vereisen. Wel was onderaan de offertes steeds aangegeven, dat deze voorwaarden konden worden opgevraagd.
Verder had de opdrachtgever, zoals hiervoor aangegeven, duidelijk gemaakt dat zij zich aan de toepasselijke algemene voorwaarden zou houden en dat zij zich mogelijk tot de SGOA zou wenden. Daarmee gaf zij blijk van kennis van de inhoud van de algemene voorwaarden. Volgens het Gerechtshof is het niet te rijmen met een dergelijk standpunt – en daarmee naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar- dat de opdrachtgever zich met deze kennis alsnog op vernietiging van deze bepaling beroept.
Wettelijk kader:
Als hoofdregel geldt dat de gebruiker van de algemene voorwaarden de wederpartij een redelijke kans moet bieden om kennis te nemen van de inhoud van de algemene voorwaarden, uiterlijk voor of bij het tot stand komen van de transactie. Alleen wanneer dat niet mogelijk is, mag de gebruiker van de algemene voorwaarden verwijzen naar algemene voorwaarden die ter inzage liggen ten kantore van de gebruiker, het handelsregister of een griffie van een gerecht, mits daarbij wordt aangegeven dat de algemene voorwaarden op eerste verzoek zullen worden toegezonden.
Voor e-commerce (praktisch: een transactie via een webshop-portal, dat wordt juridisch anders behandeld dan aanbod en aanvaarding per e-mail) gelden andere vereisten voor de beschikbaarstelling en kennisneming van algemene voorwaarden (art. 234, eerste lid, aanhef en sub c, Boek 6BW).
Doet de gebruiker van de algemene voorwaarden dit niet, dan riskeert hij vernietiging van (delen van) de algemene voorwaarden door de wederpartij. Dit geldt alleen niet bij wederpartijen, die een grote onderneming in de zin van artikel 360 Boek 2 BW (of een geconsolideerd onderdeel daarvan) zijn, wederpartijen waarbij 50 of meer personen werkzaam zijn (blijkens het handelsregister), maar ook door partijen, die zelf dezelfde of nagenoeg dezelfde algemene voorwaarden hanteren (artikel 235, eerste en derde lid, Boek 6 BW).
Verder is een bepaling uit een overeenkomst niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (art. 248, tweede lid, Boek 6 BW). Deze laatste uitzondering past het Gerechtshof in deze zaak toe.
Wat kunnen wij hier nu van leren?
- Het meezenden van de algemene voorwaarden is altijd beter dan de enkele verwijzing met de mogelijkheid van opvragen. Zeker als de transacties per e-mail tot stand komen, is het bijvoegen van de algemene voorwaarden eenvoudig. In persoon overhandigen is natuurlijk nog beter.
- Bij meerdere, opeenvolgende, opdrachten lijkt de rechtspraak het wettelijke vereiste van het bieden van de mogelijkheid van kennisneming van algemene voorwaarden ‘voor of bij het aangaan van de overeenkomst’ (artikel 6:233 sub b en 6:234, eerste lid, aanhef en onder a BW) wat gemakkelijker op te nemen.
- Wanneer de wederpartij zich in (e-mail)correspondentie beroept op (passages uit) de algemene voorwaarden, dan kan deze niet later in een procedure een beroep doen op de vernietiging (van die passages).
Vragen?
Heeft u vragen over dit artikel, neemt u dan contact op met ons team Ondernemingsrecht.