Beoordeling van irreële en manipulatieve inschrijvingen

Eenvoudig gezegd moesten de inschrijvers prijzen aanbieden voor een fictief winkelmandje. Een verliezende inschrijver stelt zich op het standpunt dat de prijs van de winnende inschrijver irreëel en manipulatief is. Hoe gaat de rechter hiermee om? Lees hier de hele uitspraak.

 

Eerst bespreekt de rechter wanneer er sprake is van een irreële of manipulatieve inschrijving. De rechter merkt hierover op:

  • Een inschrijving is irreëel als naar het oordeel van de Politie op voorhand vaststaat dat de inschrijver haar inschrijving niet waar kan maken.
  • Een inschrijving is manipulatief wanneer een inschrijver de opdracht door haar inschrijving naar zich toe heeft weten te trekken door een inschrijving te doen (…) die een niet-beoogd resultaat bewerkstelligt. Bijvoorbeeld wanneer op voorhand vaststaat dat een inschrijver de opdracht niet daadwerkelijk voor de aangeboden prijs kan uitvoeren en de kosten op een andere manier bij de Politie wil neerleggen. (aldus overweging 4.22)

 

Het prijsverschil tussen de inschrijvers was aanzienlijk, namelijk ruim 24%. Hoewel de uiteindelijke prijs bestond uit zowel hardware als dienstverlening, heeft de verliezende inschrijver berekend dat maar liefst 97% van de uiteindelijke prijs werd gevormd door de hardware.

 

De Politie ziet geen reden om de winnende inschrijving opzij te leggen. De winnaar heeft namelijk verklaard dat alle prijzen reëel zijn en heeft dit bij de verificatie nogmaals bevestigd. De verliezende inschrijver wil echter meer. Zij vraagt de Politie om de aangeboden prijzen te verifiëren met bewijsstukken, bijvoorbeeld door de laatste 15 bestellingen van dezelfde hardware op te vragen.

 

De rechter gaat hier niet in mee. De Politie mag ervan uitgaan dat de uitlatingen van de winnende inschrijver juist zijn. Daarnaast spelen er nog een aantal andere factoren.

  • Ten eerste dat de verliezende inschrijver hoge kortingen heeft gekregen van de fabrikant, toont nog niet aan dat het onmogelijk is dat de winnende inschrijver nog hogere kortingen heeft kunnen krijgen.
  • Ten tweede merkt de rechter op dat het opgeven van een prijs voor de (basis)dienstverlening optioneel was, waardoor dit een deel van het prijsverschil kan verklaren.
  • Ten derde hangt het van de inrichting van de bedrijfsvoering af of het prijsniveau van een inschrijver reëel is. Het is denkbaar dat een marktpartij door zijn bedrijfsvoering een betere prijs kan realiseren.

 

Tot slot noemt de rechter de omstandigheid dat de verliezende inschrijver kennelijk een hogere score (dan de winnaar) op kwaliteit heeft behaald, en dat verklaart wellicht een hogere ondergrens voor het reële prijsniveau van de verliezende inschrijver.

Vragen?

Voor vragen over aanbestedingen neemt u contact op met Menno de Wijs of Sonja Geldermans, advocaten aanbestedingsrecht.

Nieuwsbrief

Wilt u elke maand een overzicht van updates en blogs in uw mailbox? Klik dan hier om u in te schrijven voor de nieuwsbrief!