De ondernemingsraad krijgt in al die gevallen het vergaande instemmingsrecht, ongeacht de pensioenuitvoerder. Dat geldt slechts niet als de werkgever niet zelf kan beslissen omdat hij deel moet nemen aan een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. Achtergrond van het wetsvoorstel is de geconstateerde lacune in de oude wettelijke regelingen, waardoor werkgevers de belangrijke arbeidsvoorwaarde pensioen konden wijzigen zonder dat de medezeggenschap had meegekeken. Zo wijzigde Shell in 2013 eenzijdig in negatieve zin zonder instemming van vakbonden of OR. Ook was de oude regeling wel erg onduidelijk en gecompliceerd.

In het FD van 2 mei jl. wordt bijvoorbeeld gewezen op BP, dat er voor kiest de pensioenen van zo’n 4400 medewerkers in België onder te brengen. Johnson en Johnson heeft dat al eerder gedaan en Exxon Mobil staat op het punt zo’n 2,5 miljard over de grens onder te brengen in een Belgisch fonds, dat goedkoper, maar wellicht minder bescherming biedt dan het Nederlandse stelsel. Dat zal voortaan op grond van de voorgestelde wijziging altijd voor moeten worden gelegd aan de OR. De keuze van de pensioenuitvoerder is namelijk één van de onderwerpen in de uitvoeringsovereenkomst waar aan de OR instemming over moet worden gevraagd.

Dat geldt voor al die aangelegenheden in de uitvoeringsovereenkomst (de overeenkomst tussen werkgever en de pensioenuitvoerder ) die invloed hebben op de arbeidsvoorwaarde pensioen. De staatssecretaris maakt verder duidelijk, dat van de OR mag worden verwacht, dat hij ook rekening houdt met de belangen van oud-werknemers.

Duidelijk is ook volgens de staatssecretaris, dat van OR-leden voldoende pensioenkennis mag worden verwacht om op dit belangrijke onderwerp (het gaat immers om uitgesteld salaris) goed gebruik te kunnen maken van deze uitgebreide rechten. Dat geldt temeer voor de employee and benefit managers en bestuurders van ondernemingen.

Vragen?

Heeft u vragen over het pensioen, neemt u contact op met Ernst van Win, advocaat en partner arbeids- en pensioenrecht