In deze zaak had de werkgever een (voorwaardelijk) verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van maar liefst drie gronden, te weten een verstoorde arbeidsverhouding, verwijtbaar handelen van de werknemer dan wel disfunctioneren (de zogenaamde g-, e- en d-grond).

De werkgever had ter onderbouwing van het verzoek een groot aantal incidenten en verwijten aan het adres van de werknemer opgesomd, maar deze vervolgens niet onderbouwd. Geen van deze verwijten was ooit schriftelijk vastgelegd door de werkgever, de werknemer had geen schriftelijke waarschuwingen ontvangen en de werkgever kon ook niet aantonen ooit functioneringsgesprekken te hebben gevoerd met de werknemer. De werknemer heeft zich vervolgens uitgebreid verweerd tegen hetgeen hem werd verweten. Omdat werkgever de gestelde incidenten en verwijten niet kon onderbouwen, heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding afgewezen. De arbeidsovereenkomst blijft dan ook in stand.

De kantonrechter geeft vervolgens de werkgever nog een veeg uit de pan met het oordeel dat de werkgever de waarheidsplicht heeft geschonden, door in het verzoekschrift niet de bekende verweren van de werknemer op te nemen. Omdat de werkgever de werknemer nodeloos op kosten heeft gejaagd door talloze niet onderbouwde verwijten te maken, veroordeelt de kantonrechter de werkgever zelfs in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten van de werknemer. Als gevolg hiervan moet de werkgever niet het forfaitaire bedrag aan proceskosten van € 400 aan de werknemer betalen, maar een bedrag van maar liefst € 5.000. Dit had de werkgever kunnen voorkomen als zij vanaf het begin een goed dossier had opgebouwd!

Vragen?

Heeft u vragen over dossieropbouw, neemt u dan contact op met ons team Arbeid, Medezeggenschap & Mediation.