De feiten zijn als volgt. Verhuurder verhuurt een pand aan huurder, welke huurder vervolgens onderverhuurt aan een derde. Verhuurder vordert vanwege verboden onderhuur ontbinding van de huurovereenkomst met huurder en ontruiming van het gehuurde. Tijdens deze procedure heeft een geweldsincident plaatsgevonden in het gehuurde. Als gevolg hiervan heeft de gemeente het gehuurde drie weken gesloten. Verhuurder heeft hierna zowel ten opzichte van huurder als onderhuurder de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. De kantonrechter heeft de vordering van verhuurder (in de procedure tussen huurder en verhuurder) afgewezen. Verhuurder gaat in hoger beroep.
Het hof overweegt dat de wet voorziet in een buitengerechtelijke ontbindingsmogelijkheid na sluiting van een overlast gevend drugspand door B&W, waarbij naleving van de huurovereenkomst onmogelijk wordt gemaakt. Naleving van de huurovereenkomst is echter in deze zaak niet onmogelijk gemaakt. Sterker nog, de onderhuurder heeft steeds de huur voldaan, ook gedurende de weken dat het pand gesloten was. Daarnaast geldt dat zich verder geen nieuwe (gewelds)incidenten hebben voorgedaan. Onderhuurder heeft bovendien belang bij exploitatie van het gehuurde. Ontbinding van de huurovereenkomst is dus niet gerechtvaardigd en de buitengerechtelijke ontbindingsverklaring heeft geen effect gehad. Ook de gevorderde ontbinding en ontruiming worden afgewezen.
Bij vragen over buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst, kunt u contact opnemen met een van onze specialisten van het team Vastgoed.